ECLI:NL:OGEAA:2017:158

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 maart 2017
Publicatiedatum
10 maart 2017
Zaaknummer
A.R. 78 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure inzake geldvordering en schadevergoeding tussen eiser en gedaagde

In de civiele zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. G. de Hoogd, en gedaagde, Boogaard Assurantiën N.V., vertegenwoordigd door mr. O.R. van Trikt, heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 8 maart 2017 uitspraak gedaan. De zaak betreft een geldvordering van eiser die schadevergoeding claimt op basis van een verzekeringspolis. Na een tussenvonnis op 22 juni 2016 hebben beide partijen bewijsstukken overgelegd. Gedaagde heeft verweer gevoerd tegen de uitkering van schadepenningen, maar het gerecht heeft dit verweer als tardief afgewezen. Eiser heeft geen bewijs geleverd voor kosten van vervangend vervoer, wat ook heeft geleid tot afwijzing van dat deel van de vordering. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van Afl. 30.653,-- aan eiser, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 18 januari 2013, en in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

Vonnis van 8 maart 2017
Behorend bij A.R. 78 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
wonende in Aruba,
eiser,
gemachtigde: de advocaat mr G. de Hoogd,
tegen
de naamloze vennootschap
BOOGAARD ASSURANTIËN N.V.,
in haar hoedanigheid van gevolmachtigde van New Treston Insurance N.V.,
gevestigd te Aruba,
gedaagde,
gemachtigde: de advocaat mr. O.R. van Trikt.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Na het tussenvonnis van 22 juni 2016 heeft gedaagde een akte genomen en vervolgens heeft eiser een akte genomen. Beide partijen hebben hierna nog contra-akten genomen. Het vonnis is na aanhouding bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Na het tussenvonnis zijn zijdens partijen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat de bankenclausule ten behoeve van CMB is vervallen. Boogaard kan derhalve bevrijdend aan eiser betalen.
2.2
In de akte na tussenvonnis heeft gedaagde alsnog een verweer gevoerd tegen de uitkering der schadepenningen. Eiser claimt onder overlegging van de toepasselijke polisvoorwaarden de nieuwwaarde van de auto. Gedaagde stelt, zich beroepende op de polisvoorwaarden, dat de uitkering van de schadepenningen niet eerder zal plaatsvinden dan nadat de verzekerde de keuringskaart en het verzekeringsbewijs heeft overgedragen aan de maatschappij. Dit heeft hij tot op heden niet gedaan.
2.3
Het gerecht passeert dit verweer als tardief gevoerd. Gedaagde heeft niet uitgelegd waarom zij dit verweer nu pas voert en wat haar belang is bij het alsnog verkrijgen van deze documenten.
2.4
Gedaagde heeft voorts nog aangevoerd dat eiser geen bewijs heeft overgelegd dat hij kosten voor vervangend vervoer heeft gemaakt, die voor vergoeding onder de polis in aanmerking genomen kunnen worden, terwijl de polisvoorwaarden zulks wel voorschrijven. Eiser heeft hierop niet gereageerd. Het gerecht heeft ook overigens geen rekening of ander bewijs gevonden dat eiser kosten heeft gemaakt voor vervangend vervoer. Gedaagde kan niet worden gehouden schade te vergoeden die niet is geleden. De vordering zal in zoverre worden afgewezen.
2.5
Tot slot heeft gedaagde verzocht om – gelet op het restitutierisico - in geval van veroordeling het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren of althans om als voorwaarde zekerheidstelling te stellen. Het gerecht ziet daartoe geen aanleiding. De aard van de rechtsverhouding tussen partijen brengt mee dat het restitutierisico bij gedaagde als verzekeraar behoort te liggen.
2.6
Gedaagde zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van eiser.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
Veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiser van Afl. 30.653,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2013;
Veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure aan de zijde van eiser, tot op heden begroot op Afl. 750,-- aan griffierechten, Afl. 187,-- aan verschotten en Afl. 4.375,-- aan salaris gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 maart 2017 in aanwezigheid van de griffier.