ECLI:NL:OGEAA:2017:159

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 maart 2017
Publicatiedatum
10 maart 2017
Zaaknummer
A.R. 148 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over de uitleg van een koopovereenkomst en bewijslevering inzake installatie van een back-up camera

In deze civiele procedure, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een geschil tussen [Eiser] en de naamloze vennootschap Garage Cordia Aruba N.V. over de uitleg van een koopovereenkomst. De partijen hebben op 13 februari 2015 een koopovereenkomst gesloten voor een Toyota Hilux Pick Up uit 2012, waarbij [Eiser] een bedrag van Afl. 55.000,- heeft betaald. De overeenkomst omvatte de installatie van een back-up camera, maar deze is niet geleverd. [Eiser] heeft Cordia op 23 september 2015 gesommeerd om de camera te installeren, maar Cordia betwist dat er een originele camera geïnstalleerd kan worden.

In de procedure vordert [Eiser] primair de installatie van de back-up camera, subsidiair gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst en veroordeling van Cordia in de proceskosten. Cordia vordert in reconventie betaling van Afl. 6.620,-. Het Gerecht heeft vastgesteld dat partijen zijn overeengekomen dat de auto na aflevering zou worden voorzien van een back-up camera. Cordia heeft niet voldoende onderbouwd dat het technisch onmogelijk is om een originele camera te installeren. Het Gerecht heeft Cordia toegelaten om bewijs te leveren van deze stelling.

De rechter heeft geoordeeld dat, mocht Cordia in dat bewijs slagen, zij niet kan worden veroordeeld tot nakoming van een onmogelijke prestatie. De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De zaak is aangehouden voor bewijslevering, waarbij partijen moeten verschijnen op de zitting van 21 april 2017.

Uitspraak

Vonnis van 8 maart 2017
Behorend bij A.R. 148 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [Eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. A.F.J. Caster,
tegen:
de naamloze vennootschap
GARAGE CORDIA ARUBA N.V. h.o.d.n. GARAGE CORDIA ARUBA,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Cordia,
gemachtigde: de advocaat mr. A.E. Barrios.

1.DE PROCEDURE IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 mei 2016;
- de conclusie van antwoord in reconventie, ingediend op 15 juni 2016;
- de comparitie van partijen gehouden op 29 juni 2016 en de daarvan gemaakte aantekeningen;
- de akte uitlating regeling zijdens partijen, ingediend op 16 november 2016 waaruit blijkt dat partijen geen regeling hebben getroffen.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE

2.1
Partijen hebben op 13 februari 2015 een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een auto Toyota Hilux Pick Up van het jaar 2012 (hierna: de auto) tegen een koopprijs van Afl. 61.620,-.
2.2
In de daarvan opgemaakte akte staat onder het kopje ‘
Accessories’ ‘- trekhaak, - backup camera (pending) 13-feb-’15, - tint’. Met betrekking tot de koopprijs staat ‘
Vehicle price: 61.620,00’en daaronder ‘
Accessories: 0.00’.
2.3
[Eiser] heeft op 13 februari 2015 een bedrag van Afl. 55.000,- betaald aan Cordia. De auto is aan [Eiser] (af)geleverd zonder back-up camera.
2.4
Bij brief van 23 september 2015 is Cordia door [Eiser] gesommeerd tot nakoming van de installatie van de back-up camera.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE

3.1
[Eiser] vordert samengevat in conventie – uitvoerbaar bij voorraad – primair installatie van een ‘back-up camera’ in zijn auto op straffe van een dwangsom, subsidiair gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst, meer subsidiair te bepalen dat hij van zijn betalingsverbintenis is bevrijd en tot veroordeling van Cordia in de proceskosten.
3.2
[Eiser] grondt de vordering primair op nakoming van de koopovereenkomst, subsidiair op tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst en meer subsidiair op bevrijding wegens schuldeisersverzuim.
3.3
Cordia voert hiertegen verweer, met vordering tot veroordeling van [Eiser] in de proceskosten.
3.4
Cordia vordert in reconventie – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van [Eiser] tot betaling van Afl. 6.620,, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van [Eiser] tot vergoeding van de proceskosten.
3.5
Cordia grondt de vordering erop dat Cordia tekortschiet in de nakoming van de uit de koopovereenkomst voortvloeiende betalingsverbintenis.
3.6
[Eiser] voert tegen de vordering in reconventie verweer, met vordering tot veroordeling van Cordia in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE

4.1
[Eiser] stelt dat tussen hem en [X], (nu managing director van Garage Cordia) is overeengekomen dat een originele Toyota back-up camera geïnstalleerd zal worden.
4.2
Garage Cordia betwist dat is overeengekomen dat een originele back-up camera geïnstalleerd zal worden. Daarboven stelt Cordia dat het technisch onmogelijk is om een originele back-up camera te installeren in deze auto. Met een originele back-up camera wordt, zo begrijpt het gerecht, bedoeld: een back-up camera zoals die af fabriek door Toyota zou zijn geïnstalleerd als onderdeel of accessoire bij nieuwkoop van de auto.
4.3
Vast staat dat partijen zijn overeengekomen dat de auto na aflevering zou worden voorzien van een back-up camera. Cordia heeft niet gemotiveerd gesteld dat [Eiser] erop is gewezen dat de camera geen originele Toyota back-up camera zou zijn. Naar oordeel van het gerecht mocht [Eiser], als consument, op grond van het contract waarin zonder nadere toelichting wordt geschreven, dat een back-up camera zal worden geïnstalleerd, daarom redelijkerwijs begrijpen en verwachten, dat daarmee bedoeld werd: een originele Toyota back-up camera. De betwisting dat de installatie van de back up camera onderdeel van de koopovereenkomst was omdat die op eigen kosten door Cordia zou worden geïnstalleerd is onvoldoende toegelicht. Niet duidelijk is gemaakt waarom de toezegging een back-up camera te installeren geen onderdeel van de onderhandelingen omtrent de koop(prijs) is geweest en [Eiser] moest begrijpen waarom dit niet tot de koopovereenkomst behoorde. Datzelfde geldt ook voor de installatie van de trekhaak, het overspuiten van de auto en het tinten van de ruiten. Daaraan doet de tekst van de schriftelijke koopovereenkomst niet af. Daarmee staat vast dat Cordia (deels) tekortgeschoten is.
4.4
Cordia voert aan dat het onmogelijk is om een originele back-up camera van Toyota in deze auto te installeren. [Eiser] betwist dat gemotiveerd. Cordia zal daarom, overeenkomstig haar aanbod, worden toegelaten door middel van getuigen te bewijzen dat het technisch onmogelijk is om een originele back-up camera in de door [Eiser] gekochte auto te installeren.
4.5
Aangenomen dat Cordia in dat bewijs slaagt, kan zij niet worden veroordeeld tot nakoming van een onmogelijke prestatie zodat het primair gevorderde zal worden afgewezen. Dan komt het subsidiair gevorderde aan de orde.
4.6
De omstandigheid dat de camera niet geïnstalleerd kan worden is naar het oordeel van het gerecht niet zodanig gering dat deze de gedeeltelijke ontbinding niet rechtvaardigt. Cordia betwist in dat geval, dat de camera een waarde vertegenwoordigt van Afl. 6.620,. Volgens [Eiser], onder 10 van de conclusie van antwoord in reconventie, was de betaling van Afl. 6.620, afhankelijk van de onder rechtsoverweging 2.2 opgesomde extra’s. Daarmee geeft hij aan, dat naast de camera het hier ook gaat om de trekhaak, het spuiten van de auto en tinten van de ramen. Dat geldt ook in geval juist zou zijn dat partijen hadden afgesproken dat [Eiser] betaling van Afl. 6.620, mocht opschorten tot de camera zou zijn geïnstalleerd. Dat is immers op zich niet doorslaggevend voor de waarde daarvan, zodat op dit punt geen bewijslevering nodig is. In het licht van de door Cordia overgelegde interne factuur, waaromtrent door [Eiser] niet gemotiveerd gesteld is dat deze onjuist is, is het gerecht van oordeel dat de waarde van de camera Afl. 6.620, minus de intern in rekening gebrachte kosten ad Afl. 4.977,08 gelijk is aan Afl 1.642,92. De subsidiaire vordering komt dan tot dat bedrag voor toewijzing in aanmerking. Op grond van artikel 6:271 BW wordt [Eiser] daardoor tot dat bedrag van zijn betalingsverplichting bevrijd. Bij toewijzing van de meer subsidiaire vordering heeft hij – wat van die vordering verder zij – dan geen belang meer. Uit het voorgaande vloeit ook voort dat de reconventionele vordering van Cordia tot een bedrag van Afl. 4.977,08 in hoofdsom voor toewijzing in aanmerking komt. Die vordering was zonder nadere ingebrekestelling opeisbaar op het moment dat Cordia zich (bij bewijslevering) terecht op het standpunt stelde dat geen originele back-up camera geïnstalleerd kan worden en [Eiser] daarvan in kennis stelde. Uit de verklaring van dhr. [Y] blijkt dat op 14 december 2015 te zijn. Vanaf die datum is rente verschuldigd.
4.7
Omdat partijen, als bewijs geleverd wordt en slechts een geldvordering overblijft, over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld zal het gerecht de proceskosten zowel in conventie als in reconventie op zodanig wijze compenseren dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
4.8
Het gerecht houdt iedere verdere beslissing aan in afwachting van bewijslevering.
4.9
Partijen moeten erop voorbereid zijn dat het gerecht op een zitting bepaald voor de getuigenverhoren een mondeling tussenvonnis kan wijzen waarbij een verschijning van partijen op diezelfde zitting wordt bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. [Eiser] moet daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Cordia is een rechtspersoon en moet dus dan vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en ofwel rechtens ofwel op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen en eventueel een vaststellingsovereenkomst te sluiten. Het gerecht wijst er in dat verband op dat hij op grond van art. 177 lid 3 Rv uit de afgelegde verklaringen, uit het niet-verschijnen, uit een weigering om te antwoorden, dan wel uit een weigering om boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of voorwerpen over te leggen zonder dat een gewichtige reden die weigering rechtvaardigt, de gevolgtrekking maken, die hij geraden acht.
4.1
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige al gemiddeld 45 minuten duurt als er niet getolkt hoeft te worden. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen, in afwijking van het bepaalde in artikel 10 juncto 9 Procesreglement, tenminste één week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van het gerecht te worden opgegeven.
4.11
Het gerecht wijst erop dat het horen van een nodeloos groot aantal getuigen in strijd kan komen met de goede procesorde. Het horen van meer dan vijf getuigen (de partijgetuige daaronder begrepen) acht het gerecht in beginsel in strijd met de goede procesorde. In voorkomend geval zal het gerecht kunnen oordelen dat het horen van een nodeloos groot aantal getuigen gevolg heeft voor de proceskostenveroordeling, waaronder mede begrepen de hoogte van het bedrag waarop die kosten gebruikelijk worden begroot ingevolge het liquidatietarief zoals bekend gemaakt door het Gemeenschappelijk Hof.
4.12
Het gerecht zal iedere verdere beslissing aanhouden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
laat Cordia toe door middel van getuigen te bewijzen dat het technisch onmogelijk is om een originele back-up camera in de door [Eiser] gekocht auto te installeren,
bepaalt dat het verhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van vrijdag, 21 april 2017 van 14:00 tot 17:30 in het gerechtsgebouw aan de J.G. Emanstraat nr. 51 te Oranjestad,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 maart 2017 in aanwezigheid van de griffier.