ECLI:NL:OGEAA:2017:163

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 maart 2017
Publicatiedatum
14 maart 2017
Zaaknummer
LAR nr. 1409 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het uitblijven van een beschikking op bezwaar in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 6 maart 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Appellante, verblijvend in Aruba, had bezwaar gemaakt tegen een afwijzing van haar verzoek om inschrijving in het bevolkingsregister door het Hoofd Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister. De afwijzing vond plaats op 22 december 2015, waarna appellante op 28 januari 2016 bezwaar heeft gemaakt. Het bestuursorgaan heeft echter nagelaten tijdig op dit bezwaar te beslissen, wat heeft geleid tot het indienen van een beroep op 14 juni 2016. Tijdens de zitting op 16 januari 2017 was appellante aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, maar de verweerder is niet verschenen.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat het uitblijven van een beslissing op het bezwaar gelijkgesteld kan worden met een afwijzende beslissing. De rechter heeft geoordeeld dat de motivering in het verweerschrift niet kan worden meegenomen in de beoordeling, omdat de verweerder niet ter zitting is verschenen om deze toe te lichten. De rechter heeft het beroep gegrond verklaard en bepaald dat de verweerder binnen drie maanden na de uitspraak een reële beschikking op het bezwaar moet geven. Tevens is de verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan appellante en is het door appellante gestorte griffierecht terugbetaald.

De uitspraak benadrukt de verplichting van bestuursorganen om tijdig te beslissen op bezwaarschriften en de gevolgen van het uitblijven van een beslissing. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dagtekening van de beslissing moet worden ingesteld.

Uitspraak

Uitspraak van 6 maart 2017
LAR nr. 1409 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[appellante],
verblijvend in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigden: de advocaten mr. C. Lejuez en mr. P.A.J. van der Biezen,
gericht tegen:
het HOOFD DIENST BURGERLIJKE STAND EN BEVOLKINGSREGISTER,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.M.A.M. Ponsioen, werkzaam in dienst van het Land.

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 22 december 2015 heeft verweerder het verzoek van appellante om haar in het bevolkingsregister in te schrijven afgewezen.
Daartegen heeft appellante op 28 januari 2016 bezwaar gemaakt.
Tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar heeft appellante op 14 juni 2016 beroep ingesteld.
Op 16 augustus 2016 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 januari 2017 waar appellante, bijgestaan door mr. Van der Biezen voornoemd, is verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Lar neemt het bestuursorgaan de beslissing op het bezwaarschrift binnen zes weken na de dagtekening van het advies of, indien het advies niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ontvangen, binnen zes weken na het verstrijken van die termijn.
Ingevolge artikel 23, tweede lid, wordt het uitblijven van een beslissing op een bezwaarschrift binnen de in artikel 20, eerste lid, bedoelde termijn, gelijkgesteld met een afwijzende beslissing.
Ingevolge artikel 27, tweede lid, bedraagt, indien het beroepschrift betrekking heeft op het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift, de termijn acht weken en gaat hij in op de dag waarop het bestuursorgaan in gebreke raakt, tijdig op het bezwaarschrift te beslissen.
2.2
Het bezwaarschrift is ingediend op 28 januari 2016, zodat het bestuursorgaan, nu de bezwaaradviescommissie de termijn voor het uitbrengen van advies met vier weken heeft verlengd, op 20 mei 2016 in gebreke is geraakt en de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen de met het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift gelijkgestelde afwijzende beslissing op die dag is aangevangen en is geëindigd op 14 juni 2016. Het beroepschrift is op die datum, derhalve tijdig, ingekomen.
2.3
Het beroep zal, als te zijn gericht tegen het met een afwijzende beslissing gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op bezwaar, welke naar zijn aard ongemotiveerd is, gegrond worden verklaard. Het gerecht ziet geen aanleiding de in het verweerschrift gegeven motivering bij de beoordeling van deze beslissing te betrekken, nu verweerder niet ter zitting is verschenen voor het geven van een nadere toelichting daarop en hij te kennen heeft gegeven voornemens te zijn op korte termijn alsnog een reële beschikking op het gemaakte bezwaar te geven, waartoe overigens een rechtsplicht bestaat.
2.4
Verweerder dient binnen drie maanden na deze uitspraak een reële beschikking op het gemaakte bezwaar te geven.
2.5
Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het gemaakte bezwaar;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een reële beschikking geeft op het gemaakte bezwaar;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellante voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 500,-;
- gelast dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan haar wordt terugbetaald.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 6 maart 2017 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof (art. 53a LAR).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de dag waarop de beslissing op het beroep is gedagtekend. De instelling van het hoger beroep geschiedt door indiening bij de griffie van het Gerecht van een aan het Hof gericht beroepschrift (art. 53b LAR).