ECLI:NL:OGEAA:2017:168
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek tot stiefouderadoptie in het belang van het kind
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 14 maart 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot stiefouderadoptie. De verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza, had een verzoek ingediend om zijn stiefkind te adopteren. De procedure was eerder gestart met een beschikking van 12 april 2016, waarin de Voogdijraad was verzocht om onderzoek te verrichten naar de vraag of de stiefouderadoptie in het kennelijk belang van het kind zou zijn. De Voogdijraad heeft op 10 november 2016 een rapport uitgebracht waarin werd geadviseerd om het adoptieverzoek af te wijzen. Dit advies was gebaseerd op het feit dat de stiefvader en de moeder niet voldeden aan de wettelijke voorwaarden voor adoptie, zoals vastgelegd in artikel 1:227 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. De stiefvader en de moeder waren niet minimaal drie aaneengeschakelde jaren gehuwd en hadden niet samen gewoond. Bovendien was de stiefvader pas sinds mei 2015 betrokken in het leven van het kind, wat leidde tot de conclusie dat er geen hechte gezinsband was.
Tijdens de zitting op 31 januari 2017 heeft de verzoeker de bevindingen van de Voogdijraad niet kunnen ontzenuwen. Het gerecht heeft, na afweging van de feiten en omstandigheden, geoordeeld dat de stiefouderadoptie niet in het belang van het kind is. De gronden voor het adoptieverzoek werden als niet authentiek beschouwd, aangezien het verzoek niet gericht was op het creëren van familierechtelijke banden, maar eerder op het verkrijgen van een legale status voor het kind. Uiteindelijk heeft het gerecht besloten het verzoek tot stiefouderadoptie af te wijzen, met de overweging dat niet aan de wettelijke voorwaarden was voldaan.