ECLI:NL:OGEAA:2017:181

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 maart 2017
Publicatiedatum
20 maart 2017
Zaaknummer
VOG nr. 68 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om verklaring omtrent gedrag in verband met geweldsdelicten

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 maart 2017 uitspraak gedaan in een klachtprocedure naar aanleiding van de afwijzing van een verzoek om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag door de aangewezen ambtenaar. Klager, die in persoon procedeerde, had verzocht om deze verklaring ten behoeve van het verkrijgen van een vergunning voor het uitoefenen van een autobusdienst. De aangewezen ambtenaar had het verzoek afgewezen op basis van bezwaren tegen klager, die voortvloeiden uit eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. Klager was in 2011 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar voor poging doodslag en in 2014 tot vier maanden gevangenisstraf voor mishandeling en openlijk geweld. Deze veroordelingen waren recent en de ambtenaar oordeelde dat de aard van de delicten een risico vormde voor de passagiers van de bus, gezien de verantwoordelijkheden van een buschauffeur.

Klager betoogde dat hij sinds 2014 niet meer in aanraking was geweest met justitie en dat hij de vergunning nodig had om voor zijn gezin te zorgen. Hij had de afgelopen vijftien maanden al tijdelijk als buschauffeur gewerkt zonder klachten. Het gerecht oordeelde echter dat de eerdere veroordelingen en de ernst van de geweldsdelicten voldoende grond vormden voor de ambtenaar om de verklaring te weigeren. Het gerecht concludeerde dat de bezwaren tegen klager niet voldoende waren weggenomen en dat de afwijzing van de verklaring terecht was. De klacht van klager werd ongegrond verklaard.

De beslissing werd genomen door mr. M.E.B. de Haseth, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beschikking.

Uitspraak

Beschikking van 13 maart 2017
VOG nr. 68 van 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het klaagschrift als bedoeld in artikel 25 van de Landsverordening justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag (hierna: de Lv VOG) van:
[klager],
wonend in Aruba,
KLAGER,
procederend in persoon,
gericht tegen de beschikking van 12 januari 2017 van:
de aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 14 van de Lv VOG,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.DE PROCEDURE

Bij beschikking van 12 januari 2017 heeft verweerder het verzoek van klager om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag afgewezen.
Bij brief van 12 januari, bij het gerecht ingekomen op 13 januari 2017, heeft klager daartegen een klaagschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld in raadkamer op 13 februari 2017, waar klager, bijgestaan door zijn vader, en verweerder zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.DE BEOORDELING

2.1
Ingevolge artikel vijf, eerste lid, van de Lv VOG wordt een strafblad uit het strafregister verwijderd na verloop van een termijn van vier jaren.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, beloopt de termijn acht jaren, indien bij de veroordeling is opgelegd gevangenisstraf.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, wordt de in artikel 5 bedoelde termijn verlengd met de bij de uitspraak bepaalde duur van de opgelegde vrijheidsstraf met uitzondering van de straf of het gedeelte daarvan ten aanzien waarvan de rechter heeft bepaald dat het niet zal worden tenuitvoergelegd en een last tot herroeping niet is gegeven.
Ingevolge artikel 15, tweede lid, houdt een verklaring omtrent het gedrag niet anders in dan dat de aangewezen ambtenaar uit het onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene ingesteld, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, geeft de aangewezen ambtenaar een verklaring omtrent het gedrag slechts af wanneer hem uit een onderzoek met betrekking tot het gedrag van de betrokkene niet is gebleken van bezwaren tegen die persoon. In alle andere gevallen weigert hij de gevraagde verklaring af te geven.
Ingevolge artikel 23, eerste lid, mag de aangewezen ambtenaar, voor zover thans van belang, bij zijn onderzoek uitsluitend acht slaan op:
a. de uittreksels uit de strafregisters die hem ten aanzien van de betrokkene verstrekt worden;
b. gegevens ontleend aan de registers van de politie;
c. andere schriftelijke bescheiden welke hem in verband met de afgifte van de verklaring omtrent het gedrag ter beschikking zijn gesteld.
2.2
Klager heeft verzocht om afgifte van een verklaring omtrent het gedrag ten behoeve van verkrijging van een vergunning tot het uitoefenen van een autobusdienst, zoals bedoeld in de Landsverordening personenvervoer.
2.3
Bij de afwijzing heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het doel waarvoor de afgifte is gevraagd, hem is gebleken van bezwaren tegen klager. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager bij onherroepelijk geworden vonnis van het hof van 6 oktober 2011 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren voor poging doodslag en bij onherroepelijk geworden vonnis van het gerecht van 14 november 2014 tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden voor mishandeling en openlijk met verenigde krachten geweld plegen tegen personen, welke laatste strafbare feiten bovendien binnen de proeftijd zijn gepleegd. De aard van deze strafbare feiten, geweldsdelicten die zich kenmerken door het uitoefenen van agressie jegens derden, vormen volgens verweerder, gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht, zodanige bezwaren dat afgifte van een verklaring omtrent het gedrag moest worden geweigerd. Daarbij heeft verweerder in aanmerking genomen dat bij het uitoefenen van het beroep van buschauffeur betrokkene veelvuldig contact heeft met passagiers en dat gewelddadig gedrag, zoals eerder door klager vertoond, een risico kan vormen voor deze passagiers.
2.4
Klager betoogt dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen zijn persoon, gelet op het doel, waarvoor de afgifte is verzocht, te weten het verkrijgen van een autobusvergunning. Daartoe voert hij aan dat hij sinds januari 2014 niet meer in aanraking is geweest met justitie, dat hij voor zijn partner, drie kinderen en zijn vader, welke laatste bij hen inwoont, wenst te zorgen en om die reden de autobusvergunning van zijn vader, die een hernia heeft en bovendien op korte termijn met pensioen dient te gaan, wil overnemen. Voorts heeft hij de afgelopen vijftien maanden reeds met een tijdelijke toestemming als chauffeur van een autobus gefunctioneerd, zonder dat daarbij klachten over zijn gedrag zijn opgekomen, aldus klager.
2.5
Het gerecht is van oordeel dat, in aanmerking genomen de veroordelingen van klager voor diverse geweldsdelicten uit 2011 en 2014, alsmede de ernst van die delicten, verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat hem is gebleken van bezwaren tegen de persoon van klager, gelet op het doel, waarvoor afgifte is verzocht. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen. Gelet op de recidive van geweldsdelicten en het betrekkelijk korte tijdsverloop sinds klager voor het laatst met justitie in aanraking is gekomen, heeft verweerder zich bij de afwijzing in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bezwaren jegens de persoon van klager niet voldoende zijn weggenomen. Voorts heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door klager gepleegde strafbare feiten, indien herhaald, een behoorlijke uitoefening van de functie van buschauffeur zouden verhinderen, omdat daarbij een risico voor de passagiers bestaat, aangezien een buschauffeur, belast met het vervoer van personen, de zorg draagt voor het welzijn en de veiligheid van zijn passagiers.
Onder deze omstandigheden was verweerder ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Lv VOG gehouden te weigeren de gevraagde verklaring af te geven. Het betoog faalt.
2.6
Gelet op het vorenoverwogene zal de klacht ongegrond worden verklaard.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, op 13 maart 2017.
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open (artikel 28, derde lid, van de Lv VOG).