ECLI:NL:OGEAA:2017:182

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 maart 2017
Publicatiedatum
20 maart 2017
Zaaknummer
A.R. 1344 van 2013
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over smartengeld en causaliteit bij arbeidsongeval

In deze civiele procedure, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, staat de vordering van eiser centraal, die smartengeld eist van de naamloze vennootschap HIM (Aruba) N.V. De zaak betreft een arbeidsongeval waarbij eiser, werkzaam als 'barback', rugklachten heeft opgelopen door het tillen van zware lasten. Eiser heeft zijn schade begroot op Afl. 1.332.286,90, maar de rechter oordeelt dat HIM niet aansprakelijk is voor de inkomens- en pensioenschade, omdat eiser zijn schadebeperkingsplicht heeft geschonden door een aanbod voor aangepast werk te weigeren.

De rechter erkent echter de causaliteit tussen de werkzaamheden van eiser en de rugklachten, en kent smartengeld toe. De rechter baseert de hoogte van het smartengeld op eerdere jurisprudentie, waarbij een bedrag van Afl. 66.472,00 wordt toegewezen, rekening houdend met de lange duur van de causaliteit van 10 jaar. De vordering tot betaling van huurschuld en de schuldbekentenis voor representatiekosten worden afgewezen wegens het ontbreken van een juridische grondslag. De proceskosten worden gecompenseerd, aangezien beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld.

Het vonnis is uitgesproken op 15 maart 2017 door rechter Y.M. Vanwersch, en de uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 15 maart 2017
Behorend bij A.R. 1344 van 2013
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te Aruba,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. J.F.M. Zara,
tegen:
de naamloze vennootschap HIM (Aruba) N.V.,
h.o.d.n. Holiday Inn Resort Aruba,
gevestigd te Aruba,
hierna ook te noemen: HIM,
gemachtigde: de advocaten mrs. R.T.J.M. Oomen en D.L. Carolina.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Het verloop van de verdere procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 april 2016;
- de akte aan de zijde van [eiser];
- de antwoordakte aan de zijde van HIM.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Voorop wordt gesteld dat volhard wordt in hetgeen is overwogen en geoordeeld bij de tussenvonnissen van 25 maart 2015 en 13 april 2016.
2.2
Bij tussenvonnis van 13 april 2016 is [eiser] in de gelegenheid gesteld een akte te nemen ter onderbouwing van zijn schade. [eiser] heeft een akte genomen, waarin hij zijn schade begroot op een bedrag van Afl. 1.332.286,90. Dit bedrag bestaat uit diverse componenten, die hieronder successievelijk worden beoordeeld.
2.3
Ten aanzien van de pretense inkomensschade ad Afl. 742.560,00 wordt als volgt overwogen. Vast staat dat [eiser] door SVB per 9 november 2009 geschikt is geacht voor rugbesparende werkzaamheden. Eind mei 2011 heeft HIM [eiser] aangepaste werkzaamheden aangeboden. [eiser] stelde zich echter - ondanks het besluit van SVB en tegen het advies van de shopsteward in - op het standpunt dat hij in het geheel niet in staat was om te werken, ook niet in aangepaste vorm. Het lag op de weg van [eiser] om in te gaan op het aanbod van HIM, teneinde te onderzoeken wat hij wel en niet kan mede in het licht van zijn plicht om zijn schade te beperken. Nu [eiser] door de SVB arbeidsgeschikt werd geacht voor passend werk, HIM bereid was hem dit aan te bieden, hij dit om zijn moverende redenen heeft geweigerd en gesteld noch gebleken is dat [eiser] elders loonvormende arbeid heeft verricht, heeft hij zijn schadebeperkingsplicht geschonden. Om deze reden is HIM niet aansprakelijk voor de inkomens- en pensioenschade van [eiser]. Dit deel van de vordering wordt dan ook afgewezen.
2.4
Ten aanzien van het gevorderde smartengeld wordt als volgt overwogen.
Hoewel [eiser] ter onderbouwing van zijn vordering ten bedrage van Afl. 277.732,40 slechts verwijst naar een niet ter zake doende uitspraak, is het gerecht van oordeel dat voor toekenning van enig bedrag aan smartengeld plaats is. Vast staat immers dat er correlatie bestaat tussen de ontstane rugklachten en het jarenlange voor HIM verrichtte sjouw- en tilwerk. Het gerecht ziet in casu aanleiding om aan te sluiten bij de zaak met nr. 1.834, zoals weergegeven op pagina 83 van de Smartengeldgids 2017. In die zaak heeft het Hof geoordeeld dat het incident op het werk ten gevolge waarvan betrokken werknemer rugklachten opliep slechts van zeer kortdurende aard was geweest, waardoor niet langer dan een jaar na het incident een volledig causaal verband kon worden aangenomen. Het Hof kende aan betrokken in 2015 een bedrag van € 3.500,00 toe.
2.5
In de onderhavige casus ontstond het rug letsel van [eiser] in 2005, toen hij een fust bier tilde. Hij verrichtte toen al 4 jaar het werk van een ‘barback’ en had niet eerder rugklachten. Na een korte periode van arbeidsongeschiktheid, heeft [eiser] zijn werkzaamheden als ‘barback’ voortgezet, zonder dat HIM hem heeft voorzien van hulpmiddelen. Op 20 mei 2010 raakte [eiser] opnieuw geblesseerd aan zijn rug toen hij ‘a heavy [bier] barrel’ van A naar B sjouwde. Causaliteit tussen de aard van de werkzaamheden/schending zorgplicht door HIM en het rug letsel van [eiser] wordt aangenomen vanaf aanvang dienstverband in 2001 tot 1 juni 2011 (de dag dat [eiser] diende te hervatten in aangepast werk), derhalve gedurende 10 jaar. Het gerecht neemt tot uitgangspunt ingevolge de uitspraak van het Hof zoals weergegeven in r.o. 2.4, dat een causaliteitsduur van 1 jaar goed is een bedrag ad € 3.500,00 aan smartengeld. Dit brengt zich mee dat in de onderhavige casus, waarin causaliteit gedurende 10 jaar wordt aangenomen, een bedrag ad € 35.000,00 ofwel Afl. 66.472,00 redelijk is. Dit bedrag wordt dan ook toegewezen.
2.6
De gevorderde huurschuld wordt afgewezen, nu voor toewijzing een juridische grondslag ontbreekt.
2.7
De vordering ‘schuldbekentenis voor representatiekosten advocatenkantoor Audax Legal NV ad Afl. 9.000,00’ wordt afgewezen, wegens het ontbreken van een feitelijke grondslag.
2.8
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
3.1
veroordeelt HIM te betalen aan [eiser] smartengeld ad Afl. 66.472,00;
3.2
bepaalt dat elke partij de eigen kosten draagt;
3.3
wijst het overige of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 15 maart 2016 in aanwezigheid van de griffier.