ECLI:NL:OGEAA:2017:187

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 maart 2017
Publicatiedatum
20 maart 2017
Zaaknummer
K.G. no. 50 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van ontruimingsverzoek in kort geding met betrekking tot huurovereenkomst

In deze zaak, die op 15 maart 2017 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft eiser E* een kort geding aangespannen tegen gedaagde G* met als doel ontruiming van een appartement. E* vorderde dat G* het appartement binnen twee dagen na betekening van het vonnis zou ontruimen en verlaten, met een dwangsom voor elke dag dat hij dit niet zou doen. Daarnaast vorderde E* betaling van achterstallige nutsvoorzieningen en veroordeling in de proceskosten. G* heeft verweer gevoerd en verzocht om kosteloos te mogen procederen, omdat hij niet in staat was de kosten van de procedure te dragen.

Tijdens de zitting op 17 februari 2017 zijn beide partijen verschenen, en hebben zij hun standpunten toegelicht. Het Gerecht heeft vastgesteld dat G* niet in staat is de proceskosten te dragen en verleent hem verlof tot kosteloos procederen. Het Gerecht heeft ook overwogen dat het spoedeisend belang van E* bij de ontruiming niet voldoende is aangetoond. De huurovereenkomst tussen partijen, gesloten op 24 september 2014, werd besproken, waarbij het Gerecht oordeelde dat de betalingsachterstand van G* niet voldoende was om de huurovereenkomst te ontbinden.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de vorderingen van E* afgewezen, omdat niet met grote mate van zekerheid kon worden verwacht dat de ontruimingsvordering in een bodemprocedure zou worden toegewezen. E* werd veroordeeld in de proceskosten van G*, die tot aan de uitspraak op Afl. 1.500,-- zijn begroot. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 15 maart 2017
Behorend bij K.G. no. 50 van 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in kort geding van:
[naam eiser],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: E*,
gemachtigde: de advocaat mr. M. Bemer,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: G*,
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 17 februari 2017.
1.2
E* is toen ter zitting verschenen samen met zijn gemachtigde. G* is eveneens ter zitting verschenen samen met zijn gemachtigde. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - beiden mede aan de hand van overgelegde pleitnota’s - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
G* had ten behoeve van de mondelinge behandeling van de zaak producties toegestuurd aan het Gerecht en aan E*. Het tegen overlegging van die producties door E* opgeworpen bezwaar heeft het Gerecht terstond gegrond verklaard, omdat bedoelde producties niet binnen de daartoe in het Procesreglement omschreven termijn zijn ingediend. Bedoelde producties blijven daarom buiten beschouwing.
1.4
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
E* vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. G* beveelt het in Aruba te [adres] gelegen appartement binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin van zijnentwege bevindende personen en goederen, en dat appartement onder afgifte van de sleutels daarvan in behoorlijke staat ter vrije beschikking te stellen van E*, en bepaalt dat G* ten behoeve van E* een dwangsom verbeurt van Afl. 500,-- voor elke dag of deel daarvan dat hij dat ontruimingsbevel niet nakomt, met machtiging aan E* om bij gebreke van ontruiming het appartement op kosten van E* zelf (te doen) ontruimen met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
b. G* veroordeelt om bij wijze van voorschot aan E* te betalen
Afl. 615,25 aan achterstallige betaling van nutsvoorzieningen, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf “
het verschijnen van de termijnen” tot aan de dag der algehele voldoening;
c. G* veroordeelt in de proceskosten zoals omschreven onder 15 van het inleidend verzoekschrift.
2.2
G* voert verweer, en concludeert tot afwijzing van het door E* verzochte, kosten rechtens. G* verzoekt kosteloos te mogen procederen.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Uit het daartoe bevoegdelijk afgegeven bewijs van onvermogen volgt dat G* niet in staat is de kosten van deze procedure te dragen. Aan hem zal daarom verlof tot kosteloos procederen worden verleend.
3.2
Het spoedeisend belang van E* bij de hem verzochte ontruiming ligt besloten in de aard van dat verzoek.
3.3
Vast staat in elk geval tussen partijen het volgende. Krachtens een daartoe tussen partijen op 24 september 2014 gesloten huurovereenkomst huurt G* van E* het hiervoor omschreven appartement (hierna: het appartement) tegen een maandelijks vooraf te betalen huur ad Afl. 870,--, exclusief kosten van water en elektra. Die kosten brengt E* krachtens de huurovereenkomst apart in rekening aan G*. De huurovereenkomst bepaalt voorts dat G* het appartement niet aan derden mag verhuren, en dat alleen hij “
lo permanace den” het appartement.
3.4
In het licht van vorenstaande wordt het volgende overwogen, waarbij voorop wordt gesteld dat voormeld in het Papiamento weergegeven citaat in de context van de huurovereenkomst naar het voorlopig oordeel van het Gerecht moet worden uitgelegd als langdurig verblijven, ofwel wonen. G* heeft de stelling van E*, dat G* het appartement aan derden (onder)verhuurt, gemotiveerd bestreden. Die stelling staat daarom niet vast, en het Gerecht ziet geen of onvoldoende grond om die stelling voorshands aannemelijk te oordelen. Hetzelfde geldt voor de stelling van E* dat G* in of ter plaatse van het appartement een autoverhuurbedrijf exploiteert. De door E* gestelde betalingsachterstand ten tijde van de voor partijen genoegzaam bekende buitengerechtelijke ontbinding ad Afl. 923,50 ter zake van utiliteitskosten geldt naar het voorlopig oordeel van het Gerecht - tegen de achtergrond van het gegeven dat de maandelijkse huur Afl. 870,-- bedraagt - als een tekortkoming van geringe betekenis die de ontbinding (en de gevolgen daarvan voor G*) van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst niet rechtvaardigt (zie het eerste lid van artikel 6:265 BW).
3.5
Bij de hiervoor geschetste stand van zaken valt in een bodemprocedure niet met grote mate van zekerheid het oordeel te verwachten dat de ontruimingsvordering van E* zal worden toegewezen. De hiervoor onder a. verzochte voorziening zal daarom worden afgewezen.
3.6
De vordering onder b. zal worden afgewezen omdat E* naar het oordeel van het Gerecht geen of onvoldoende spoedeisend belang heeft bij (toewijzing van) die vordering.
3.7
E* zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van G*, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-wijst af het door E* verzochte;
-veroordeelt E* in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van G*, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verleent aan G* verlof tot kosteloos procederen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 15 maart 2017.