ECLI:NL:OGEAA:2017:224

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 maart 2017
Publicatiedatum
4 april 2017
Zaaknummer
84 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het vervoer en bezit van cocaïne

In deze strafzaak is de verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd, veroordeeld voor het medeplegen van het vervoer en het aanwezig hebben van 10.377,6 gram cocaïne. De zaak werd behandeld op 23 februari 2017, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.O.R.’G. Faarup. De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, eiste een gevangenisstraf van vijf jaren, met een alternatieve eis van dertig maanden. De verdachte ontkende betrokkenheid bij het feit, maar het gerecht oordeelde dat hij bij het inpakken van zijn koffer had moeten weten dat deze verdovende middelen bevatte. De verdachte had zijn eigen koffer ingepakt en ingecheckt, en het gewicht van de aangetroffen cocaïne was significant. Het gerecht concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn broer, die ook betrokken was bij de drugssmokkel. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren, en de in beslag genomen voorwerpen werden onttrokken aan het verkeer en verbeurd verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.O.R.’G. Faarup.
De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het aan hem tenlastegelegde feit (indien tezamen en in vereniging met anderen bewezen wordt verklaard) primair te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest, subsidiair (indien slechts tezamen en in vereniging met een ander bewezen wordt verklaard) verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
Dat hij op 1 november 2016 in Aruba, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk een hoeveelheid (ruwe) cocaïne (van ongeveer 26.762,6 gram, althans 10.377,6 gram), zijnde (ruwe) cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen, althans enig zout van cocaïne en/of enige bereiding van (ruwe) cocaïne en/of haar zouten als vorenbedoeld, heeft uitgevoerd en/of heeft verstrekt en/of heeft vervoerd en/of in bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad;
(artikel 3 lid 1 van de Landsverordening verdovende middelen juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
Dat hij op 1 november 2016 in Aruba, tezamen en in vereniging met
anderen ofeen ander,
althans alleen, al dan nietopzettelijk een hoeveelheid (ruwe) cocaïne (van ongeveer
26.762,6 gram, althans10.377,6 gram), zijnde (ruwe) cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen
, althans enig zout van cocaïne en/of enige bereiding van (ruwe) cocaïne en/of haar zouten als vorenbedoeld,
heeft uitgevoerd en/of heeft verstrekt en/ofheeft vervoerd en
/of in bezit heeft gehad en/ofaanwezig heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverwegingen
Medeplegen
De verdediging heeft ter terechtzitting gepleit om verdachte van het aan hem tenlastegelegde feit vrij te spreken. Hij heeft daartoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte van meet af aan heeft ontkend bij dit feit betrokken te zijn. Verdachte heeft de reis naar en verblijf in Aruba cadeau gekregen van zijn broer [naam broer], voor het behalen van zijn koksdiploma en voor zijn verjaardag. Verdachte wist niet dat zijn broer, noch de overige medeverdachten naar Aruba waren gekomen met de bedoeling om verdovende middelen van [reisroute 1] te smokkelen. Op de luchthaven van Aruba is in de koffer van verdachte, welke op naam van zijn broer is ingecheckt, drugs aangetroffen. [naam broer] heeft hierover verklaard dat hij beide koffers op zijn naam heeft ingecheckt, omdat hij verdachte niet bij de drugssmokkel wilde betrekken. De verdediging is van mening dat van enig feit waaruit geconcludeerd kan worden dat verdachte op de hoogte was van de verdovende middelen en een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de voltooiing van het delict, niet is gebleken. Het gerecht overweegt als volgt.
Voor medeplegen van een strafbaar feit is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Daarnaast moet de van medeplegen verdachte persoon aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke bijdrage hebben geleverd. Daarbij is niet doorslaggevend dat de van medeplegen verdachte persoon ook een daadwerkelijke uitvoerder is geweest of alle handelingen van het strafbare feit zelf moet hebben verricht; ook een andere rol kan leiden tot de conclusie dat de verdachte een wezenlijke bijdrage aan de voltooiing van het delict heeft geleverd.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen, waaronder het proces-verbaal van de sectie douane recherche en informatie, de verklaringen van de verdachte, de medeverdachten [naam medeverdachte 1], [naam medeverdachte 2] en [naam broer], alsmede de chatgesprekken tussen de medeverdachte [naam medeverdachte 3] en ene [naam 1], blijkt het volgende.
Verdachte heeft voor het behalen van zijn koksdiploma en voor zijn verjaardag, een reis naar en verblijf in Aruba van zijn broer gekregen en daarover geen nadere vragen gesteld. Verdachte is vanuit [reisroute 2] gereisd, alwaar zijn broer hem op de luchthaven heeft opgehaald. Verder blijkt dat verdachte op 18 oktober 2016 met dezelfde vlucht als die van de medeverdachten vanuit [reisroute 3] is gevlogen en zij verbleven allemaal in hetzelfde appartementencomplex. De groep werd gedurende hun verblijf in Aruba verzorgd door ene [naam 2], die geregeld eten en geld voor hen kwam brengen en hun meenam om boodschappen te doen en voor die boodschappen betaalde. Verdachten zijn vervolgens op 1 november 2016 voor dezelfde vlucht met bestemming Londen ingecheckt. Zij stonden als groep geregistreerd en beschikten allen over hetzelfde witte laserprinter papier met daarin hetzelfde geldbedrag, zijnde US$ 34,25 voor een enkel persoon en US$ 68,50 voor 2 personen.
Uit de bewijsmiddelen is niet gebleken dat verdachte aanvankelijk wist dat zijn broer deel uitmaakte van de groep medeverdachten die vanuit [reisroute 3] waren gekomen met de intentie om verdovende middelen te smokkelen. Verder blijkt uit de verklaringen van de medeverdachten dat verdachte niet aanwezig was bij het gesprek met [naam 2], waar werd medegedeeld dat de verdachten enkele koffers met verdovende middelen naar [land 2] moesten brengen als betaling van de onkosten die waren gemaakt voor hun vliegtickets en verblijf.
Verdachte heeft echter verklaard dat hij in [land 3] zijn eigen koffer heeft ingepakt en ingecheckt. In [land 2] had hij een nieuwe koffer gekocht. Verdachte wist derhalve hoe een lege koffer qua gewicht aanvoelde. Verdachte heeft verder verklaard dat hij in Aruba al zijn kleren had uitgepakt en in de kast in het appartement had bewaard. Bij vertrek heeft hij zijn eigen koffer ingepakt en op de luchthaven heeft hij zijn eigen koffer op de bagageband gelegd, ondanks het feit dat zijn broer de koffer op zijn naam had ingecheckt. Het gerecht is van oordeel dat gelet op het gewicht van ruim 5 kilo verdovende middelen die in de koffer van verdachte zijn aangetroffen, verdachte bij het inpakken van zijn koffer reeds moet hebben geweten dat zijn koffer verdovende middelen bevatte. Dit temeer omdat verdachte wist dat zijn broer twee keer eerder in [land 3] was aangehouden voor het smokkelen van verdovende middelen.
Gelet op het bovenstaande, in onderlinge samenhang beschouwd, is het gerecht van oordeel dat is komen vast te staan dat tussen de verdachte en zijn broer sprake is geweest van een dermate nauwe en bewuste samenwerking gericht op de totstandkoming van het delict, dat de verdachte als medepleger van het vervoer, het bezit en het aanwezig hebben van 10.377,6 gram cocaïne kan worden aangemerkt.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, onder B en C van de Landsverordening verdovende middelen,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het vervoer en het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, bedoelt om van [reisroute 1] te vervoeren. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Met betrekking tot de hoeveelheid cocaïne overweegt het gerecht dat dit een aanzienlijke hoeveelheid betreft, welke hoeveelheid van dien aard was dat deze bestemd moet zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Met de handel in verdovende middelen wordt veel geld verdiend. Door zijn strafbare gedragingen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit. Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest voor een soortgelijk feit.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

9.Inbeslaggenomen voorwerpen

A.
Onttrekking aan het verkeer
Ten aanzien van de in beslaggenomen verdovende middelen zal onttrekking aan het verkeer worden uitgesproken, omdat het tenlastegelegde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
B.
Verbeurdverklaring
De in beslag genomen koffer, waarvan ter terechtzitting is gebleken dat die aan verdachte toebehoort en dat met betrekking daartoe het strafbare feit is begaan, alsmede het inbeslaggenomen geldbedrag, zullen verbeurd worden verklaard.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:62, 1:67, 1:68, 1:74, 1:75 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
twee (2) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
onttrekt aan het verkeerde in rubriek 9A genoemde voorwerpen;
verklaart verbeurdde in rubriek 9B genoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. P.A.H. Lemaire en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 16 maart 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.