In deze strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 16 maart 2017 uitspraak gedaan tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het vervoer en het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, namelijk 26.762,6 gram. Ondanks dat er geen cocaïne in de koffer van de verdachte werd aangetroffen, werd zij toch veroordeeld op basis van verklaringen van medeverdachten en de omstandigheden rondom de zaak. De verdachte was samen met haar partner al eerder in het vizier van de autoriteiten gekomen door een eerdere aanhouding van haar partner op verdenking van het in bezit hebben van een vals paspoort. Het gerecht oordeelde dat er voldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar medeverdachten, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte als medepleger van het strafbare feit kon worden aangemerkt.
Tijdens de rechtszitting op 23 februari 2017 heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De verdachte had verklaard niet op de hoogte te zijn van de drugshandel en dat zij naar Aruba was gekomen om haar vriendin te helpen. Het gerecht heeft echter vastgesteld dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de drugshandel en dat haar rol in de samenwerking met de medeverdachten niet te verwaarlozen was. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van viereneenhalf jaar, waarbij het gerecht rekening hield met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd. Tevens werd het inbeslaggenomen geldbedrag verbeurd verklaard.