ECLI:NL:OGEAA:2017:227

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
4 april 2017
Zaaknummer
A.R. 231 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij aanrijding tussen taxi en andere auto

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een aanrijding die plaatsvond op 21 augustus 2015 tussen een taxi, bestuurd door [Eiser 2], en een auto van [Eiser 1]. [Eiser 1] is eigenaar van de auto en heeft deze aan [Eiser 2] in lease gegeven voor gebruik als taxi. De aanrijding werd veroorzaakt door [Gedaagde], die volgens een mutatierapport als veroorzaker werd aangemerkt. [Eiser 1] en [Eiser 2] vorderen schadevergoeding van [Gedaagde] voor de schade aan de auto en de gederfde inkomsten van [Eiser 2]. De vordering bedraagt in totaal AWG 9.354,33, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

[Gedaagde] betwist de aansprakelijkheid en stelt dat hij niet de enige was die moest uitwijken voor geparkeerde voertuigen. Het gerecht oordeelt dat de bewijsstukken, waaronder foto’s van de aanrijding, voldoende inzicht geven in de situatie. Het gerecht concludeert dat [Gedaagde] de bocht te ruim heeft genomen en op de verkeerde weghelft is gekomen, wat heeft geleid tot de aanrijding. Bovendien had [Gedaagde] zijn auto niet verzekerd, wat zijn aansprakelijkheid verder bevestigt.

Het gerecht wijst de vordering van [Eiser 1] toe voor de schade aan de auto, maar wijst de vordering van [Eiser 2] af, omdat er onvoldoende bewijs is dat hij daadwerkelijk schade heeft geleden door het huren van een vervangende auto. De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de datum van de aanrijding. [Gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten van [Eiser 1].

Uitspraak

Vonnis van 22 maart 2017
Behorend bij A.R. 231 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser 1]
[Eiser 2]
wonende te Aruba,
eisers, hierna ook te noemen: [Eiser 1] c.s., wanneer eisers tezamen worden bedoeld resp. [Eiser 1] of [Eiser 2] wanneer zij afzonderlijk worden bedoeld;
gemachtigde: de advocaat mr. J.S. Croes,
tegen:
[Gedaagde],
wonende te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: [Gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. S.O.R.’G. Faarup.

1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit blijkt uit de navolgende processtukken:
  • het verzoekschrift;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.

2.DE FEITEN EN OMSTANDIGHEDEN

Bij de beoordeling van het geschil wordt uitgegaan van de navolgende feiten en omstandigheden:
2.1 [
Eiser 1] is eigenaar van een blauwe Odyssey Honda, met kenteken [KENTEKEN 1] (hierna de auto);
2.2 [
Eiser 2] least deze auto van zijn broer [Eiser 1] voor AWG 50,00 per dag en gebruikt deze auto als taxi.
2.3
Op 21 augustus 2015 is de auto van [Eiser 1] betrokken geraakt bij een aanrijding.
Uit het mutatierapport nummer [nummer] volgt dat [Gedaagde] door verbalisanten als veroorzaker van de aanrijding wordt aangemerkt. Voorts volgt uit dit mutatierapport dat [Gedaagde] tegenover de verbalisant verklaarde dat hij links moest rijden, maar moest uitwijken voor een voertuig dat links (GEA: rechts?) geparkeerd stond.
2.4
Forensys heeft op 21 augustus 2015 een rapport opgesteld waaruit volgt dat de auto met kenteken [KENTEKEN 2] (de auto van [Gedaagde]) met zijn linker voorkant tegen de linker voorkant reed van voertuig met kenteken [KENTEKEN 1] (de auto van [Eiser 1], bestuurd door [Eiser 2]).
2.5
In opdracht van [Eiser 1] heeft Izi Nissi een ‘survey-report’ opgemaakt op 26 november 2015. Hieruit volgt dat de auto van [Eiser 1] schade heeft aan de linker voorkant. De reparatiekosten worden geschat op AWG 7.964,33.

3.DE VORDERING EN HET VERWEER

3.1 [
Eiser 1] c.s. vorderen bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [Gedaagde] te veroordelen te betalen een hoofdsom ad AWG 9.354,33, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2015 tot de dag der voldoening, de buitengerechtelijke incassokosten en met veroordeling van [Gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2
Aan deze vordering leggen [Eiser 1] c.s. het volgende te grondslag.
[Gedaagde] heeft op 21 augustus 2015 een te grote bocht genomen bij de T-kruising van de Caya Frere Alexius, waardoor hij op de rechterkant van de weg belandde en frontaal tegen de auto van [Eiser 1] botste. [Eiser 1] [Eiser 1] is eigenaar van de auto en lijdt schade, terwijl [Eiser 2] de auto leaste en gebruikte als taxi. Hierdoor miste [Eiser 2] inkomsten en heeft hij een andere auto moeten huren.
3.3 [
Gedaagde] voert samengevat het volgende verweer.
[Gedaagde] betwist dat de aanrijding door zijn toedoen plaats vond. Hij stelt dat aan beide zijden van de straat auto’s geparkeerd stonden, waardoor het verkeer moest uitwijken. Niet alleen [Gedaagde] moest wijken, maar ook [Eiser 1]. Dit blijkt uit de foto’s die [Gedaagde] heeft overgelegd.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag of [Gedaagde] aansprakelijk is voor de schade die [Eiser 1] c.s. stellen te hebben geleden. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.2
Voorop wordt gesteld dat het gerecht van oordeel is dat een reconstructie van de aanrijding niet nodig is, omdat de rapporten en de door [Gedaagde] overgelegde foto’s van direct na de aanrijding, voldoende inzicht geven in de aard en oorzaak hiervan.
4.3
Uit de door [Gedaagde] overgelegde foto’s van direct na de aanrijding volgt dat [Gedaagde] de bocht naar rechts te ruim heeft genomen en hierbij op de linker weghelft in aanraking met de auto van [Eiser 1] is gekomen. Immers, op een foto is duidelijk te zien dat de pick-up van [Gedaagde] zich over het midden van de weg bevindt, terwijl de auto van [Eiser 1] aan de rechterzijde van de rijbaan staat met zijn rechter voorwiel op de ‘stoeprand’. De stelling van [Gedaagde] dat hij moest uitwijken voor een aan de rechterzijde geparkeerde auto wordt niet bevestigd door de door hem zelf in het geding gebrachte foto’s van direct na de aanrijding. Uit deze foto’s volgt immers dat de geparkeerde auto nog binnen de parkeerband stond en niet op de rijweg. [Gedaagde] heeft dan ook in strijd met het bepaalde in artikel 12 Landsbesluit Verkeersregels (AB 1999, 32) gehandeld. Daar komt bij dat [Gedaagde] in strijd met zijn verplichting op grond van artikel 2 Landsverordening Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (AB 1999, 12) zijn auto niet verzekerd had. Indien hij verzekerd zou zijn geweest, hadden [Eiser 1] c.s. hun schade eenvoudig kunnen verhalen op de WAM-verzekeraar van [Gedaagde].
4.4
Uit het voorgaande volgt dat [Gedaagde] aansprakelijk is voor de bij [Eiser 1] c.s. ontstane schade. Voor [Eiser 1] betreft dit de schade aan het voertuig, voor [Eiser 2] betreft dit de schade als gevolg van het niet kunnen gebruiken van de door hem geleasde auto die hij als taxi gebruikte. [Eiser 1] heeft ter onderbouwing van zijn schade een rapport laten opmaken door Izi Nissi. Hieruit volgt dat de reparatiekosten worden geschat op AWG 7.964,33. Ook heeft [Eiser 1] een quotation overgelegd van Jossy Motors, die de reparatiekosten begroot op AWG 9.150,00, doch akkoord gaat met een bedrag ad AWG 7.964,33.
4.5 [
Gedaagde] wijst erop dat het schaderapport betrekking heeft op een ander kenteken, doch uit het rapport van IzI Nissi volgt dat het wel degelijk gaat om [KENTEKEN 1]. Dit verweer faalt derhalve. Nu de hoogte van de gestelde schade verder niet is weersproken, wordt deze toegewezen zoals verzocht.
4.6
Wat de pretense schade van [Eiser 2] betreft wordt als volgt overwogen.
[Eiser 2] stelt dat zijn schade AWG 1.200,00 bedraagt omdat hij 24 dagen een andere auto heeft moeten huren ad AWG 50,00 per dag. Het gerecht kan [Eiser 2] hierin niet volgen. [Eiser 2] huurde immers de [KENTEKEN 1] voor AWG 50,00 per dag en gesteld noch gebleken is dat hij voor zowel de [KENTEKEN 1] als de vervangende auto gedurende 24 dagen AWG 50,00 per dag heeft betaald. [Eiser 2] heeft bovendien geen betaalbewijs met betrekking tot de [KENTEKEN 1] overgelegd. Het gerecht gaat aldus ervan uit dat [Eiser 2] de leasepenningen voor de [KENTEKEN 1] niet heeft betaald gedurende de periode dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de auto. Aldus heeft [Eiser 2] geen schade. Immers, indien de aanrijding niet zou hebben plaats gevonden, had hij aan zijn broer AWG 50,00 per dag moeten betalen. Aldus wordt de vordering van [Eiser 2] afgewezen.
4.7
De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de dag vanaf 21 augustus 2015 tot de dag der voldoening.
4.8
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, nu deze niet feitelijk zijn onderbouwd. De enige overgelegde sommatiebrief strekte slechts ter inleiding van de procedure en wordt geacht in de proceskosten te zijn inbegrepen.
4.9 [
Gedaagde] wordt in de kosten van de procedure aan de zijde van [Eiser 1] veroordeeld, begroot op het toegewezen bedrag.

5.DE BESLISSING

De rechter
5.1
veroordeelt [Gedaagde] te betalen aan [Eiser 1] [Eiser 1] een bedrag ad AWG 7.964,33, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 augustus 2015 tot de dag der voldoening;
5.2
veroordeelt [Gedaagde] in de kosten van de procedure, aan de zijde van [Eiser 1] [Eiser 1], tot op heden begroot op AWG 450,00 griffierecht, AWG 187,95 deurwaarderskosten en AWG 1.000,00 voor salaris gemachtigde;
5.3
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 22 maart 2017 in aanwezigheid van de griffier.