ECLI:NL:OGEAA:2017:230

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
4 april 2017
Zaaknummer
A.R. 923 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake boedelverdeling in een echtscheidingsprocedure

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, betreft het een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die gezamenlijk eigenaar zijn van een echtelijke woning en andere gemeenschappelijke bezittingen. De procedure is gestart met een eis van de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H.J. Kock, tegen de vrouw, aanvankelijk procederende in persoon en later vertegenwoordigd door mr. R. Marchena. De zaak is voortgekomen uit een eerder tussenvonnis van 24 augustus 2016, waarin al enkele beslissingen waren genomen over de verdeling van de huwelijkse goederen.

De rechter heeft in dit vonnis op 22 maart 2017 de verdere beoordeling van de nog niet verdeelde onderdelen van de huwelijkse goederengemeenschap voortgezet. De waarde van de echtelijke woning is bindend getaxeerd, maar beide partijen hebben aangegeven deze niet tegen de taxatiewaarde te willen ontvangen. De woning zal verkocht worden tegen de marktwaarde, waarbij de hypothecaire schuld en eventuele belastingschulden van de opbrengst afgetrokken worden. De resterende overwaarde zal gelijkelijk verdeeld worden tussen de partijen.

Daarnaast is er een discussie over een gebruikersvergoeding die de man heeft gevorderd, gelijk aan de helft van de hypothecaire lasten. De rechter heeft geoordeeld dat het redelijk is dat de vrouw deze vergoeding betaalt, mits de man de hypothecaire lasten betaalt. De zaak is verwezen naar de rol voor verdere onderbouwing van deze vordering. Verder zijn er beslissingen genomen over de verdeling van de inboedel en andere activa, zoals voertuigen en bankrekeningen. De rechter heeft de zaak aangehouden voor verdere beslissingen over de gebruikersvergoeding en andere openstaande kwesties.

Uitspraak

Vonnis van 22 maart 2017
Behorend bij A.R. 923 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
Eiser,
wonende te Aruba,
eiser, hierna ook te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock,
tegen:
Gedaagde,
wonende te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: de vrouw,
aanvankelijk procederende in persoon,
vanaf de conclusie van dupliek gemachtigde: mr. R. Marchena.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 augustus 2016;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 6 september 2016;
- de akte met producties aan de zijde van de man;
- de akte met producties aan de zijde van de vrouw;
- de akte uitlating producties aan de zijde van de man.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Voorop wordt gesteld dat volhard wordt bij hetgeen is overwogen en beslist bij het tussenvonnis van 24 augustus 2016. In het onderstaande zullen op de nog niet verdeelde onderdelen van de huwelijkse goederengemeenschap worden beslist en tevens zullen de reeds besliste onderdelen gemakshalve worden herhaald.
2.2.
De echtelijke woning en de hypothecaire schuld.
De waarde van de echtelijke woning is inmiddels bindend getaxeerd en noch de man noch de vrouw wensten deze toebedeeld te krijgen tegen de taxatiewaarde. Bepaald zal dan ook worden dat de woning verkocht dient te worden met als vraagprijs de marktwaarde. Mocht dit niet tot verkoop leiden, dan zullen partijen in onderling overleg de prijs moeten bijstellen. De hypothecaire geldlening alsmede eventuele belastingschulden die in verband staan met het onroerend goed ten tijde van de peildatum, zullen op de opbrengst in mindering gebracht dienen te worden en de eventuele resterende overwaarde wordt over partijen gelijkelijk verdeeld.
2.3
De gevorderde gebruikersvergoeding
2.3.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 109 Rv mogen partijen hun eis wijzigen, zolang de rechter geen eindvonnis heeft gewezen. Dit is slechts anders indien de wijziging strijdig is met de eisen van een goede procesorde. De man heeft bij akte na comparitie aanspraak gemaakt op een gebruikersvergoeding, gelijk aan de helft van de hypothecaire lasten. Volgens de vrouw is deze eisvermeerdering tardief. Dit verweer faalt, nu de vrouw gelegenheid heeft gehad om zich hiertegen te weren.
2.3.2
Wanneer de echtgenoten zijn getrouwd in gemeenschap van goederen en gezamenlijke eigenaar zijn van de woning, kan degene die de woning moet verlaten aanspraak maken op een gebruiksvergoeding totdat de woning wordt verkocht of aan de ander wordt toegedeeld. Deze kan in beginsel ingaan vanaf het moment dat de huwelijksgemeenschap is ontbonden. In het verleden werd voor de berekening van deze gebruiksvergoeding aangeknoopt bij de overwaarde van de woning. De redenering was dan, dat degene die de woning niet gebruikte wel vermogen “in de woning” had zitten en dit vermogen niet kon laten renderen of anders kon aanwenden. Op grond daarvan werd de gebruiksvergoeding berekend op een rendementspercentage van de helft van de overwaarde die toebehoort aan de vertrokken echtgenoot. De laatste jaren komt deze berekenmethode echter in het gedrang, omdat prijzen van huizen zijn gedaald en er in veel gevallen geen sprake meer is van overwaarde. Bij het vasthouden aan de gebruikelijke berekenwijze zou dit leiden tot afwijzing van een verzoek tot het opleggen van een gebruiksvergoeding, terwijl de woning gemeenschappelijk eigendom is, een van de twee er geen gebruik van kan maken en zelfs elders kosten moet maken om te kunnen wonen. Het gerecht is dan ook van oordeel dat indien de man de hypothecaire lasten met betrekking tot de echtelijke woning betaalt, het niet onredelijk is dat de vrouw de helft als gebruikersvergoeding aan hem vergoed. Indien partijen ieder de helft van de hypothecaire lasten betalen, is het redelijk dat de vrouw de helft van de door de man betaalde hypothecaire lasten (als zijnde gebruikersvergoeding) vergoed. In het geval de vrouw de hypothecaire verplichtingen nakomt en andere kosten betaalt die te maken hebben met de echtelijke woning, is zij niet gehouden een gebruikersvergoeding te betalen. Partijen hebben evenwel op dit punt nauwelijks informatie verstrekt. De zaak wordt dan ook wederom naar de rol verwezen, teneinde de man in staat te stellen zijn vordering beter te onderbouwen.
2.4
2.4
De inboedel
Tijdens de comparitie na antwoord zijn partijen akkoord gegaan met de waardering van de inboedel op Afl. 6.500,00. De inboedel wordt aan de vrouw toebedeeld en de man heeft recht op de helft van deze waarde, derhalve Afl. 3.250,00.
2.5
Toyota Hilux
Bij vonnis van 24 augustus 2016 is reeds beslist dat deze auto aan de man wordt toebedeeld tegen een waarde van Afl. 6.192,37 en dat de vrouw recht heeft op de helft, afgerond Afl. 3.096,00.
2.6
Hyundai Accent
Bij vonnis van 24 augustus 2016 is reeds beslist dat de verkoopprijs van deze auto buiten de gemeenschap valt.
2.7
Pretense vordering van de man op de vrouw van Afl. 10.000,00
Reeds bij tussenvonnis is ten aanzien van deze post definitief beslist, zodat met hetgeen de man hierover opmerkt in zijn akte na comparitie geen rekening wordt gehouden.
2.8
Pretense vordering van de vrouw op het Land Aruba
Deze pretense vordering is bij tussenvonnis van 24 augustus 2017 afgewezen.
2.9
S
aldi op bankrekeningen
2.9.1
Bij tussenvonnis van 24 augustus 2016 is reeds beslist ten aanzien van:
- De rekening RBC [rekeningnummer A]. Het eindsaldo bedraagt Afl. 678,37 en dient verdeeld te worden.
-de en/of rekening [rekeningnummer B] heeft op 28 februari 2015 een saldo van Afl. 1.555,48 en dient verdeeld te worden;
- het eindsaldo 2014 van de Raborekening van de man ad € 27,63 dient verdeeld te worden.
2.9.2
Bij akte na comparitie heeft de man aangetoond dat de vrouw tevens beschikt over een bankrekening bij CMB #[rekeningnummer C]. Het saldo van deze rekening op of rond de peildatum 2 maart 2015 dient verdeeld te worden. De vrouw dient de man een afschrift van deze rekening op of rond de peildatum aan de man te verstrekken. Het saldo op of rond de peildatum komt voor verdeling in aanmerking. Indien de vrouw deze rekening pas heeft geopend na de peildatum, blijft deze rekening buiten de verdeling.
- De vrouw heeft voorts afschriften overgelegd van de rekening bij Arubabank #[rekeningnummer D]. Hieruit volgt dat het saldo op of rond de peildatum ( 1/5/2015) Afl. 716,01 bedroeg. Dit bedrag dient verdeeld te worden.
- de hypothetische stelling van de man dat de vrouw tijdens het huwelijk tevens een rekening had bij Banco di Caribe wordt als onvoldoende feitelijk onderbouwd afgewezen.
Met mogelijke andere rekeningen dan de voorgaande wordt geen rekening gehouden, wegens gebrek aan informatie.
2.1
Visacard schuld op de peildatum
Bij tussenvonnis is beslist dat de schuld USD. 5.561,79 bedroeg en verdeeld dient te worden.
2.11
Autolening CMB ad Afl. 10.292,76 per 20 februari 2015
Partijen zijn het er eens over dat het saldo van deze lening ad Afl. 10.292, 76 gelijkelijk verdeeld dient te worden.
2.12
Schuld aan [X] ad Afl. 8.010,90
Partijen zijn het erover eens dat deze schuld ad Afl. 8.010,90 gelijkelijk verdeeld dient te worden.
2.13
Schuld ad Afl. 60.000,00 aan [Y]
Bij tussenvonnis is beslist dat deze schuld een gemeenschapsschuld is, die afgelost dient te worden bij de verkoop van het huis. De schuld zal over partijen gelijkelijk worden verdeeld.
2.13
Het komt het gerecht geraden voor dat de raadslieden van partijen, nadat de woning is verkocht, met elkaar de verdeling definitief maken, met in acht neming van het voorgaande.
2.14
De beslissing ten aanzien van de gebruikersvergoeding wordt aangehouden.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
3.1
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 19 april 2017 voor akte onderbouwing gebruikersvergoeding (P1) aan de zijde van de man;
3.2
bepaalt dat de vrouw aansluitend een contra-akte, meteen peremptoir, mag nemen;
3.3
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 22 maart 2017 in aanwezigheid van de griffier.