In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 4 april 2017 uitspraak gedaan in een familiezakenprocedure tussen een vader en een moeder met betrekking tot het gezag en de omgang van hun minderjarige kind. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C. Helen Lejuez, heeft verzocht om gezamenlijk gezag over de minderjarige, die op [geboortedatum] in Aruba is geboren. De moeder, die het gezag tot dusver alleen uitoefende, heeft ingestemd met het verzoek van de vader. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 11 januari 2017 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 21 februari 2017, waarbij beide ouders aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Voogdijraad, mevrouw A. Emanuel.
De rechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de voorwaarden voor gezamenlijk gezag, zoals vastgelegd in artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Het gerecht oordeelde dat er geen onaanvaardbaar risico voor het kind bestaat en dat de gezagsvoorziening in het belang van de minderjarige is. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige, die elke dinsdag en donderdag zal plaatsvinden. Tevens is er een financiële bijdrage van de vader vastgesteld voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, vastgesteld op Afl. 405,- per maand, te betalen aan de moeder. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.