ECLI:NL:OGEAA:2017:246

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 april 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
B.B. nr. 2041 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over geldvordering tussen eiseres en gedaagde

In deze civiele procedure, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vordert eiseres, die in persoon procedeert, dat gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van Afl. 7.500,--, vermeerderd met wettelijke rente en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 16 november 2016, waarna een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 13 december 2016. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en gereageerd op elkaars argumenten.

Eiseres stelt dat gedaagde een geldlening van Afl. 7.500,-- niet heeft terugbetaald, terwijl gedaagde erkent een bedrag verschuldigd te zijn, maar stelt dat dit niet meer dan Afl. 4.000,-- bedraagt. Het Gerecht oordeelt dat gedaagde niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij al een deel van de lening heeft afgelost. Hierdoor komt het Gerecht tot de conclusie dat gedaagde de volledige vordering van Afl. 7.500,-- verschuldigd is aan eiseres, inclusief de gevorderde wettelijke rente.

Wat betreft de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, oordeelt het Gerecht dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij dergelijke kosten heeft gemaakt, waardoor deze vordering wordt afgewezen. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiseres zijn begroot op Afl. 50,--. Het vonnis is uitgesproken op 5 april 2017 door mr. A.H.M. van de Leur, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 5 april 2017
Behorend bij B.B. nr. 2041 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [Eiseres],
procederend in persoon,
tegen:
[Gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [Gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 16 november 2016 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De ingevolge dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 13 december 2016. Partijen zijn toen in persoon ter zitting verschenen. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
Eiseres] vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [Gedaagde] beveelt om aan [Eiseres] te betalen Afl. 7.500,--, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 1 juni 2016 en met Afl. 1.025,-- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, kosten rechtens.
2.2 [
Gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [Eiseres] in hoofdsom gevorderde voor zover die vordering meer bedraagt dan Afl. 4.000,--. [Gedaagde] concludeert voorts tot afwijzing van de door [Eiseres] verzochte vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE VERDERE BEOORDELING

3.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
3.2 [
Eiseres] stelt dat [Gedaagde] Afl. 7.500,-- verschuldigd is aan [Eiseres] uit hoofde van een onbetaald gelaten geldlening. [Gedaagde] erkent in dat verband een zeker bedrag verschuldigd te zijn aan [Eiseres], maar [Gedaagde] stelt dat hij inmiddels zoveel heeft afgelost van of op bedoelde lening dat hij thans in elk geval niet meer dan Afl. 4.000,-- verschuldigd is aan [Eiseres]. Die door [Eiseres] betwiste (bevrijdende) stelling mist naar het oordeel van het Gerecht niet alleen voldoende feitelijke grondslag (gesteld noch is gebleken wanneer precies en hoeveel precies [Gedaagde] telkens aan aflossing heeft betaald), maar is ook niet onderbouwd door [Gedaagde] met betalingsbewijzen terwijl [Gedaagde] evenmin levering van bewijs heeft aangeboden. Vast komt daardoor te staan dat [Gedaagde] Afl. 7.500,-- opeisbaar verschuldigd is aan [Eiseres]. De vordering van [Eiseres] in hoofdsom zal daarom worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de gevorderde wettelijke rente en de ingangsdatum daarvan, nu [Gedaagde] die vordering niet heeft bestreden.
3.3
Vast is komen te staan dat partijen niets zijn overeengekomen ter zake van een door [Gedaagde] te betalen vergoeding voor kosten van verkrijging van voldoening buiten rechte. [Eiseres] heeft tegen die achtergrond niet gesteld dat zij schade heeft geleden in de vorm van door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten. Eén en ander brengt mee dat de vordering van [Eiseres] op dit onderdeel zal worden afgewezen.
3.4 [
Gedaagde] zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [Eiseres], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan verschotten.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-beveelt [Gedaagde] om aan [Eiseres] te betalen Afl. 7.500,--, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 1 juni 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
-veroordeelt [Gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [Eiseres], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan verschotten;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 5 april 2017 in aanwezigheid van de griffier.