In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser [X] een kort geding aangespannen tegen de naamloze vennootschap La Linda N.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. C.B.A. Coffie, vorderde betaling van zijn gebruikelijke salaris vanaf 1 januari 2017, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De gedaagde, La Linda N.V., vertegenwoordigd door mr. J.J. Steward, voerde verweer tegen deze vordering.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [X] was sinds 1 april 2002 in dienst bij La Linda, aanvankelijk als store manager en later als café manager. Tot 1 januari 2017 ontving hij maandelijks salaris, ondanks dat hij geen werkzaamheden verrichtte. La Linda heeft echter gesteld dat er geen intentie was om [X] zijn salaris door te betalen zonder dat hij werkzaamheden verrichtte. De rechter heeft vastgesteld dat de vordering in kort geding niet kan worden toegewezen, omdat de bodemrechter de vordering met grote waarschijnlijkheid zal afwijzen. De rechter oordeelde dat er geen rechtsgeldige beëindiging van het dienstverband had plaatsgevonden en dat de loonbetaling per 1 januari 2017 zonder overleg was stopgezet.
Uiteindelijk heeft de rechter de vordering van [X] afgewezen en bepaald dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 5 april 2017.