ECLI:NL:OGEAA:2017:250

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
18 april 2017
Zaaknummer
EJ nr. 810 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een minderjarige door een niet-biologische vader met betrekking tot nauwe persoonlijke betrekking

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 april 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot erkenning van een minderjarige door een man die niet de biologische vader is. De verzoeker, aangeduid als [X], heeft verzocht om de erkenning van de minderjarige [Y], geboren op [datum] 2007 in Aruba. De moeder van de minderjarige heeft schriftelijk verklaard in te stemmen met de erkenning door de verzoeker. De ambtenaar van de burgerlijke stand had geweigerd om een akte van erkenning op te maken, omdat hij twijfels had over de nauwe persoonlijke band tussen de verzoeker en de minderjarige. Het gerecht heeft echter geoordeeld dat de verzoeker voldoende bewijs heeft geleverd van een nauwe persoonlijke relatie, onder andere door getuigenverklaringen en persoonlijke aantekeningen. Het gerecht heeft de ambtenaar opgedragen om de erkenning mogelijk te maken en de akte op te maken, terwijl het verzoek om gezamenlijk ouderlijk gezag te verkrijgen is afgewezen, gezien de omstandigheden van de verzoeker. De beschikking is gegeven in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 11 april 2017
behorend bij EJ nr. 810 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
[X],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de man,
gemachtigde: de advocaten mrs. J.F.M. Zara en D.L. Emerencia,
tegen:
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER, hierna: de abs,
gemachtigde: mr. J.M.A.M. Ponsioen.
Belanghebbende:
[Y], de minderjarige,
[Z], de moeder.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 8 april 2016;
  • het verweerschrift van de ambtenaar, ingediend op 8 november 2016;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 8 november 2016, waaruit blijkt dat zijn verschenen de man bijgestaan door zijn gemachtigde, de moeder in persoon en verweerder bij zijn gemachtigde. Namens de Voogdijraad waren aanwezig mevrouw A. Flanders en mevrouw mr. M. Ras-Pieternella;
  • het faxbericht bericht van de Voogdijraad van 9 januari 2017;
  • de door de Voogdijraad op 23 februari 2017 ingezonden informatie van dienst gevangeniswezen Aruba (KIA);
  • de griffiersaantekeningen van de voortzetting van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 28 februari 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen de man bijgestaan door zijn gemachtigde en de moeder in persoon. Namens de Voogdijraad was aanwezig mevrouw mr. M. Ras-Pieternella;
  • de ingezonden foto door verzoeker op 28 februari 2017.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de moeder is op [datum] 2007 geboren in Aruba de minderjarige [Y]. Zij is niet ingeschreven in het bevolkingsregister en er is voor de minderjarige geen verblijfsvergunning aangevraagd.
2.2
De verzoeker is niet de biologische vader van de minderjarige.
2.3
De moeder heeft schriftelijk verklaard met de erkenning door verzoeker in te stemmen.

3.HET VERZOEK

3.1
Het verzoek strekt –na wijziging ter zitting– ertoe om verweerder te gelasten om toe te laten dat de vader de minderjarige kan erkennen en de benodigde aktes van erkenning op te maken, om de erkenning in de registers in te schrijven, te bepalen dat het uitspraak in de plaats van de persoonlijke verschijning c.q. handtekening van verzoeker gesteld kan worden, althans om KIA te gelasten om verzoeker ter fine van de erkenning naar de Censo te brengen, althans alle verdere beslissingen te nemen die het gerecht in goede justitie meent te behoren en de ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag te belasten.

4.DE BEOORDELING

Ten aanzien van ontvankelijkheid

4.1
Ingevolge artikel 1:203, eerste lid BW kan erkenning van een kind dat geen vader heeft geschieden bij akte van erkenning, opgemaakt door een ambtenaar van de burgerlijke stand of bij elke notariële akte. Volgens art. 1:18 tweede lid BW is de ambtenaar bevoegd alvorens tot het opmaken van een akte over te gaan zich de wettelijke vereiste bescheiden te doen vertonen. De ambtenaar weigert o.g.v. art. 1:18b eerste lid BW een akte op te maken, indien de hiervoor genoemde bescheiden niet worden overgelegd of indien hij deze bescheiden ongenoegzaam acht. Een besluit van de ambtenaar van de burgerlijke stand tot weigering als vorenbedoeld, indien op schrift gesteld, kan wel als een beschikking in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), worden aangemerkt. Dit zou meebrengen dat bezwaar en beroep op grond van de Lar openstaat bij de bestuursrechter. Uit een oogpunt van een doelmatige rechtsbedeling komt dit het gerecht onwenselijk voor. Het gaat in deze zaak om geschillen betreffende het personen- en familierecht waarvan de toepassing bij uitstek behoort tot het domein van de burgerlijke rechter. Het gerecht ziet hierin aanleiding om de grondslag voor het onderhavige verzoek te vinden in een ruime uitleg van artikel 1:24 eerste lid BW en wel in die zin dat onder een ontbrekende akte of latere vermelding als bedoeld in dat artikellid, mede kan worden begrepen de situatie dat de ambtenaar van de burgerlijke stand weigerachtig is een akte op te maken en in de registers van de burgerlijke stand op te nemen. Gelet hierop kan verzoeker in zijn verzoek worden ontvangen.
Nauwe persoonlijke betrekking
4.2
Aan zijn weigering om een akte op te maken van de erkenning door verzoeker van de minderjarige heeft verweerder ten grondslag gelegd dat verzoeker onvoldoende gegevens heeft verschaft om aannemelijk te achten dat hij een nauwe persoonlijke band met de minderjarige heeft. Echter, kan de ambtenaar in gevallen waar twijfel mogelijk is, een rechterlijke uitspraak verlangen voor de vaststelling of er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de verzoeker en de minderjarige. Naar aanleiding hiervan refereert de verweerder zich aan het oordeel van het gerecht wat betreft de vaststelling van de nauwe persoonlijke verband tussen de minderjarige en de verzoeker.
4.3
De vraag die aan de orde moet komen is dus of er sprake is van een nauwe persoonlijke familierechtelijke betrekking tussen de verzoeker en de minderjarige.
4.4
Verzoeker stelt dat hij inderdaad niet de biologische vader is van de minderjarige, maar heeft wel een nauwe persoonlijke band met de minderjarige. Ter onderbouwing daarvan heeft hij getuigenverklaringen overgelegd. Voorts heeft hij gesteld dat hij de vader figuur is voor de minderjarige sinds de minderjarige 2 jaar oud was. Ter zitting heeft verzoeker een tatoeage van de naam van de minderjarige op zijn rechterhand getoond. Tevens heeft de moeder een aantal whatsapp-berichtjes en geluidfragmenten van gesprekken staan waarvan zij zegt dat deze tussen de verzoeker en de minderjarige hebben plaatsgevonden. De voornoemde mobiele telefoon was een cadeau van de verzoeker aan de minderjarige. Tevens heeft de interne begeleider, mw. [A], van de basisschool van de minderjarige verklaard dat ze de verzoeker kennen als de vader van de minderjarige.
4.5
Gelet op de overgelegde stukken, de ter zitting getoonde tatoeage, de ter zitting gelezen whatsapp-berichtjes en de beluisterde geluidfragmenten, acht het gerecht aannemelijk geworden dat tussen de verzoeker en de minderjarige een nauwe persoonlijke betrekking bestaat. Nu ook overigens niet van beletselen tegen de erkenning is gebleken, is het verzoek van verzoeker, ertoe strekkende dat verweerder wordt opgedragen hem toe te laten de minderjarige te erkennen en de daarvan op te maken akte als latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte van de minderjarige, voor toewijzing vatbaar.
4.6
Het verzoek om gezamenlijk met de moeder met het ouderlijk gezag over de minderjarige belast te worden, acht het gerecht op dit moment niet in het belang van de minderjarige, nu verzoeker in het KIA verblijft, hetgeen een geregelde communicatie tussen verzoeker en moeder bemoeilijkt. Dit verzoek zal worden afgewezen.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
draagt verweerder op om verzoeker toe te laten de minderjarige, [Y], geboren op [datum] 2007 in Aruba, te erkennen en van die erkenning akte op te maken en deze als latere vermelding toe te voegen aan de geboorteakte van de minderjarige;
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 11 april 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.