In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 11 april 2017 een beschikking gegeven in een alimentatiezaak tussen de vader en de moeder van twee minderjarigen, [A] en [B]. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.G. Figaroa, verzocht om wijziging van de alimentatiebijdrage die hij in 2015 was opgelegd, omdat hij stelde dat zijn financiële situatie was verslechterd. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. C.S. Edwards, voerde verweer en stelde dat de vader in staat was om een inkomen te genereren dat vergelijkbaar was met zijn eerdere inkomen.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 3 november 2016 was ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 februari 2017 waren beide partijen aanwezig. De vader had eerder een alimentatiebijdrage van Afl. 350,- per kind per maand opgelegd gekregen, maar verzocht nu om deze te verlagen naar Afl. 150,- per kind per maand. De moeder betwistte dit verzoek en stelde dat de vader zich niet aan eerdere afspraken had gehouden.
Het gerecht oordeelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, aangezien de vader geen werk meer had en de eerdere alimentatiebeschikking niet meer voldeed aan de wettelijke maatstaven. Het gerecht besloot de alimentatiebijdrage te verlagen naar Afl. 250,- per kind per maand, ingaande op de datum van de uitspraak. Beide partijen kregen toestemming om kosteloos te procederen, gezien hun financiële situatie. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het gerecht wees het anders of meer verzochte af.