ECLI:NL:OGEAA:2017:254

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
18 april 2017
Zaaknummer
EJ nr. 3019 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling van partneralimentatie afgewezen na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 11 april 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van partneralimentatie. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G. de Hoogd, verzocht de man om maandelijks Afl. 2.000,- te betalen als bijdrage in haar levensonderhoud, omdat zij onvoldoende inkomen uit arbeid geniet en behoeftig is. De man heeft echter verweer gevoerd en de behoeftigheid van de vrouw betwist.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 8 december 2016 was ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 28 februari 2017. Tijdens deze behandeling waren beide partijen aanwezig. De feiten van de zaak zijn dat partijen op 22 maart 2011 in gemeenschap van goederen met elkaar zijn getrouwd en dat de echtscheiding op 22 augustus 2016 is uitgesproken.

Het gerecht heeft het verzoek van de vrouw beoordeeld op basis van artikel 1:157 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, dat bepaalt dat een echtgenoot die niet voldoende inkomsten heeft, recht kan hebben op een uitkering tot levensonderhoud van de andere echtgenoot. Na beoordeling van de omstandigheden, waaronder de behoeftigheid van de vrouw en de draagkracht van de man, concludeerde het gerecht dat de vrouw niet in een situatie van behoeftigheid verkeert. De vrouw wordt geacht in staat te zijn om zelf in haar levensonderhoud te voorzien, gezien haar leeftijd en beroep.

Desondanks verleent het gerecht de vrouw wel de toelating om kosteloos te procederen, maar wijst het verzoek voor het overige af. Deze beschikking is gegeven door rechter P.A.H. Lemaire ter zitting op 11 april 2017.

Uitspraak

Beschikking van 11 april 2017
behorend bij EJ nr. 3019 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[X],
wonende in Aruba,
hierna te noemen: de vrouw,
gemachtigde:de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
[Y],
wonende in Aruba, te [adres],
hierna te noemen: de man,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 8 december 2016,
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 28 februari 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vrouw in persoon bijgestaan door haar gemachtigde en de man in persoon.
De uitspraak is nader

2.DE FEITEN

Partijen zijn op 22 maart 2011 in Aruba in gemeenschap van goederen met elkaar getrouwd. Tussen hen is de echtscheiding uitgesproken bij beschikking van 22 augustus 2016.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Het verzoek van de vrouw strekt tot veroordeling van de man om maandelijks een bedrag van Afl. 2.000,- aan haar te betalen als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud. Ter onderbouwing van haar verzoek heeft zij aangevoerd dat zij onvoldoende inkomen uit arbeid geniet en behoeftig is.
3.2
De man heeft draagkrachtverweer gevoerd en de behoeftigheid van de vrouw betwist.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het verzoek is gegrond op artikel 1:157 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW). Ingevolge deze bepaling kan de rechter aan de ene echtgenoot die niet voldoende inkomsten tot zijn levensonderhoud heeft en zich die in redelijkheid niet kan verwerven, op diens verzoek ten laste van de andere echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud toekennen.
4.2
Bij de beoordeling van een dergelijk verzoek dient enerzijds rekening te worden gehouden met de (mate van) behoeftigheid van de verzoekende echtgenoot en anderzijds met de draagkracht van de andere echtgenoot, alsmede met de feitelijke situatie waarin de echtgenoten door het huwelijk en de ontbinding ervan zijn komen te verkeren. In dat verband kunnen alle omstandigheden van het geval, ook niet financiële, een rol spelen.
4.3
Bij de vaststelling van de behoefte van de vrouw gaat het gerecht er vanuit dat zij een bedrag van minimaal Afl. 1.400,- per maand nodig heeft om in haar eigen bestaan te voorzien. Het gerecht is van oordeel, gelet op het verhandelde ter zitting en de overgelegde stukken, dat niet gezegd kan worden dat de vrouw behoeftig is, in die zin dat zij geen inkomsten tot haar levensonderhoud heeft of zich in redelijkheid kan verwerven om in haar levensonderhoud te voorzien. De vrouw moet, gezien haar leeftijd en beroep, in staat worden geacht inkomsten uit arbeid te genereren zodanig dat zij geheel in haar eigen behoeften kan voorzien. Gelet hierop zal het gerecht het verzoek van de vrouw afwijzen.
4.4
Gelet op het door de vrouw overgelegde bewijs van onvermogen van 15 augustus 2016 zal de vrouw toelating worden verleend kosteloos te procederen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
verleent de vrouw toelating om kosteloos te procederen,
wijst het verzoek voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 11 april 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.