ECLI:NL:OGEAA:2017:256

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 april 2017
Publicatiedatum
18 april 2017
Zaaknummer
EJ nr. 32 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om gezamenlijk gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarigen

In deze zaak heeft de vader, [X], verzocht om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kinderen, [A] en [B], geboren in respectievelijk 2014 en 2013, en om een omgangsregeling met hen vast te stellen. De moeder, [Y], heeft zich verzet tegen dit verzoek, stellende dat de vader niet voldoende verantwoordelijk is. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 9 januari 2017 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 28 februari 2017, waarbij beide ouders in persoon verschenen. De Voogdijraad was vertegenwoordigd door mevrouw G.A. Maldonado.

De rechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de mogelijkheid van gezamenlijk gezag op basis van artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Dit artikel biedt de vader de mogelijkheid om gezamenlijk gezag te verzoeken, mits er geen onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De rechter heeft vastgesteld dat er voldoende communicatie tussen de ouders is en dat de meningsverschillen niet zodanig zijn dat gezamenlijk gezag niet wenselijk zou zijn.

Uiteindelijk heeft het gerecht geoordeeld dat het in het belang van de minderjarigen is dat beide ouders gezamenlijk gezag uitoefenen. De omgangsregeling is vastgesteld, waarbij de vader de kinderen op woensdag van 17:00 tot 19:00 uur ophaalt en om de twee weekenden van vrijdagmiddag tot maandagochtend bij zich heeft. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is gegeven door mr. P.A.H. Lemaire op 11 april 2017.

Uitspraak

Beschikking van 11 april 2017
Behorend bij EJ nr. 32 van 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[X],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna de vader,
procederend in persoon,
tegen
[Y],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna de moeder,
procederend in persoon.
Belanghebbenden:
[A],
[B],
de minderjarigen.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 9 januari 2017,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 28 februari 2017, waaruit blijkt dat de vader in persoon en de moeder in persoon zijn verschenen. Namens de Voogdijraad mevrouw G.A. Maldonado was aanwezig.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

Uit de moeder zijn geboren op [datum] 2014 in Aruba [A] en op [datum] 2013 in Aruba [B] (hierna: de minderjarigen). De minderjarigen zijn door de vader erkend. De moeder oefent van rechtswege het gezag over de minderjarigen alleen uit.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt – naar het gerecht begrijpt – er toe om de vader gezamenlijk met de moeder met het ouderlijk gezag over de minderjarigen te belasten en om een omgangsregeling tussen hem en de minderjarigen te bepalen.

4.DE BEOORDELING

Gezag

4.1
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW). Artikel 1:253c lid 1 BW biedt de tot het gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de mogelijkheid om het gerecht te verzoeken om hem in plaats van de moeder met het gezag over het kind te belasten. Uit de jurisprudentie (vgl. HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485) volgt dat dit artikel in overeenstemming met artikel 6 lid 1 EVRM aldus moet worden uitgelegd, dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken, en dat art. 1:253e BW aldus moet worden uitgelegd dat, indien het verzoek van de vader ingevolge art. 1:253c lid 1 BW tot toekenning van gezamenlijk gezag over het kind wordt ingewilligd, dit tot gevolg heeft dat, indien de moeder het gezag tot dusverre alleen uitoefende, zij dit voortaan gezamenlijk met de vader uitoefent.
Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt (lid 2).
4.2
Voor het uitoefenen van het gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen en wel zodanig dat de kinderen niet klem of verloren raken tussen de ouders. De vraag die de rechter in dat kader onder meer dient te beantwoorden is of er een onaanvaardbaar risico voor het kind bestaat dat het klem of verloren zou raken tussen de ouders, indien zij het gezag gezamenlijk zouden uitoefenen.
4.3
De moeder heeft zich tegen het verzoek van de vader verzet en heeft daartoe- kort samengevat- aangevoerd dat de vader niet genoeg verantwoordelijk is.
4.4
Het gerecht acht het, gelet op het verhandelde ter zitting en gehoord de Voogdijraad, niet gebleken dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarigen klem of verloren zullen raken indien de ouders het gezag gezamenlijk uitoefenen. Daarbij neemt het gerecht in overweging dat partijen genoegzaam met elkaar communiceren omtrent aangelegenheden die de minderjarigen aangaan. De meningsverschillen tussen partijen omtrent de uitvoering van de omgang tussen de vader en de minderjarigen, zijn onvoldoende om van het uitgangspunt van gezamenlijk gezag af te wijken.
4.5
Gelet hierop acht het gerecht beide ouders geschikt en in staat de minderjarigen naar behoren te verzorgen en op te voeden. Voorts worden zij geacht om zodanig met elkaar te communiceren dat zij tot onderlinge afspraken kunnen komen over de situaties die zich rond de minderjarigen kunnen voordoen. Van partijen mag verwacht worden dat zij zich daarvoor zullen inzetten en het gerecht acht hen daartoe in staat. Onder deze omstandigheden is het gerecht van oordeel dat het in het belang van de minderjarigen is dat beide ouders worden belast met het gezag over hen.
Omgangsregeling
4.6
Bij de bepaling van de omgangsregeling, zal het gerecht rekening houden met de belangen van beide partijen en met de belangen van de minderjarigen. Het gerecht stelt gelet hierop de hierna opgenomen omgangsregeling vast.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt dat de vader, [X], voortaan gezamenlijk met de moeder, [Y], het gezag over [A], geboren op [datum] 2014 in Aruba en [B], geboren op [datum] 2013 in Aruba, zal uitoefenen,
bepaalt de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen als volgt:
  • woensdag van 17:00 uur tot 19:00, waarbij de vader de minderjarigen ophaalt en weer terugbrengt bij de moeder,
  • om de twee weekeinden vanaf vrijdagmiddag tot maandagochtend, wanneer de vader vrij heeft,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, ter zitting van 11 april 2017 in aanwezigheid van de griffier.