ECLI:NL:OGEAA:2017:264

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
19 april 2017
Zaaknummer
A.R. nr. 1740 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Maximaal aanvaardbare rentepercentage bij geldlening in Aruba

In deze civiele bodemzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, staat de geldleningsovereenkomst tussen de naamloze vennootschap ISLAND FINANCE ARUBA N.V. (hierna: IFA) en de gedaagde centraal. De zaak betreft de vraag of de contractuele rente die door IFA is bedongen, hoger is dan het wettelijk aanvaardbare rentepercentage in Aruba. Volgens de wet bedraagt het maximaal aanvaardbare rentepercentage 18% per jaar of 1,5% per maand. Indien de contractuele rente deze percentages overschrijdt, is deze nietig op grond van strijdigheid met de goede zeden.

Het Gerecht heeft op 12 april 2017 geoordeeld dat de door IFA bedongen rente van 9,25% per jaar aanzienlijk hoger is dan het wettelijk toegestane percentage. Dit leidt tot de conclusie dat de overeenkomst van geldlening, voor zover deze betrekking heeft op het rentepercentage dat het wettelijk maximum overschrijdt, nietig is. Het Gerecht heeft voorts vastgesteld dat de partijen de deskundigheid van de ingeschakelde deskundige niet hebben betwist, waardoor het rapport van de deskundige als bewijs wordt aanvaard.

De procedure is verder gegaan met de mogelijkheid voor gedaagde G* om te reageren op de gewijzigde eis van IFA, waarbij het Gerecht de zaak heeft aangehouden voor verdere behandeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is openbaar gemaakt op 12 april 2017.

Uitspraak

Vonnis van 12 april 2017
Behorend bij A.R. nr. 1740 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: IFA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende in Aruba te [adres],
gedaagde,
hierna ook te noemen: G*,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 18 mei 2016 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
-het deskundigenbericht van 18 augustus 2016;
-de (verbeterde) door G* genomen conclusie na deskundigenbericht;
-de door IFA genomen antwoordconclusie na deskundigenbericht.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Het Gerecht volhardt in zijn in de tussenvonnissen neergelegde overwegingen en beslissingen. Meer in het bijzonder blijft het Gerecht (althans ondergetekende rechter) bij zijn eerdere oordeel dat hier te lande met betrekking tot kredietverlening als in het onderhavige geval een contractuele rente van 1,5% maandelijks of 18% jaarlijks het maximaal aanvaardbare rentepercentage is, en dat alles daarboven nietig is als zijnde in strijd met de goede zeden en/of de openbare orde. Zie in dit verband rechtsoverweging 3.13 van het (bodemzaak)vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 25 oktober 2016 (gepubliceerd onder ECLI:NL (https://recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL):OGHACMB (https://recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL:OGHACMB):2016 (https://recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL:OGHACMB:2016):119 (https://recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL:OGHACMB:2016:119)), uit welke uitspraak volgt dat zelfs in niet-consumentenverhoudingen een rentepercentage van 1,5% maandelijks of 18% jaarlijks het maximaal aanvaardbare percentage is.
2.2
Nu partijen de deskundigheid en de betrouwbaarheid van de deskundige en de inhoud van haar rapport niet of onvoldoende hebben bestreden maakt het Gerecht (de inhoud van) dat rapport tot de zijne. Vast komt daarom te staan de door IFA tussen partijen bedongen rente 9,25% hoger is dan 18% jaarlijks. Dat brengt met zich dat de tussen partijen gesloten overeenkomst van geldlening met betrekking tot dat 18% jaarlijks overstijgende rentepercentage nietig is.
2.3
In haar antwoordconclusie na deskundigenbericht onder 8. heeft IFA haar aanvankelijke eis gewijzigd. Die gewijzigde eis heeft hier als ingelast te gelden. G* heeft niet kunnen reageren op de gewijzigde eis van IFA (en de onderbouwing(en) daarvan), terwijl het Gerecht dat wel noodzakelijk oordeelt. G* zal daarom in de gelegenheid worden gesteld om dat alsnog te doen (en dat met name met betrekking tot de subsidiaire eis, ter zake van welke eis IFA het maximaal aanvaarbare rentepercentage van 1,5% maandelijks lijkt toe te passen). IFA wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld om bij antwoordakte te reageren op de door G* te nemen akte.
2.4
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-stelt G* in de gelegenheid om zich bij akte uit te laten over hetgeen zij zich ingevolge rechtsoverweging 2.3 dient uit te laten, en verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van 17 mei 2017, ambtshalve peremptoir
(P-1);
-stelt IFA in de gelegenheid om zich bij akte uit te laten over de door G* te nemen akte, en verwijst de zaak daartoe naar een door de rolrechter nader te bepalen rolzitting, eveneens ambtshalve peremptoir
(P-1);
-houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 12 april 2017 in aanwezigheid van de griffier.