Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VERDERE BEOORDELING
3.DE UITSPRAAK
(P-1);
(P-1);
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze civiele bodemzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, staat de geldleningsovereenkomst tussen de naamloze vennootschap ISLAND FINANCE ARUBA N.V. (hierna: IFA) en de gedaagde centraal. De zaak betreft de vraag of de contractuele rente die door IFA is bedongen, hoger is dan het wettelijk aanvaardbare rentepercentage in Aruba. Volgens de wet bedraagt het maximaal aanvaardbare rentepercentage 18% per jaar of 1,5% per maand. Indien de contractuele rente deze percentages overschrijdt, is deze nietig op grond van strijdigheid met de goede zeden.
Het Gerecht heeft op 12 april 2017 geoordeeld dat de door IFA bedongen rente van 9,25% per jaar aanzienlijk hoger is dan het wettelijk toegestane percentage. Dit leidt tot de conclusie dat de overeenkomst van geldlening, voor zover deze betrekking heeft op het rentepercentage dat het wettelijk maximum overschrijdt, nietig is. Het Gerecht heeft voorts vastgesteld dat de partijen de deskundigheid van de ingeschakelde deskundige niet hebben betwist, waardoor het rapport van de deskundige als bewijs wordt aanvaard.
De procedure is verder gegaan met de mogelijkheid voor gedaagde G* om te reageren op de gewijzigde eis van IFA, waarbij het Gerecht de zaak heeft aangehouden voor verdere behandeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is openbaar gemaakt op 12 april 2017.