ECLI:NL:OGEAA:2017:27

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 januari 2017
Publicatiedatum
23 januari 2017
Zaaknummer
A.R. 1023 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding uit hoofde van reisverzekering na diefstal uit huurauto tijdens vakantie

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, vorderde eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A. Wix, schadevergoeding van gedaagde, de naamloze vennootschap Boogaard Assurantiën N.V., in haar hoedanigheid van gevolmachtigde van Elvira N.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. O.R. van Trikt. De vordering betrof een bedrag van Afl. 10.180,--, te vermeerderen met wettelijke rente, als gevolg van diefstal van bagage uit een huurauto tijdens een vakantie in Florida. De eiser stelde dat de bagage, waaronder camera's, telefoons, paspoorten en geld, was ontvreemd terwijl hij en zijn gezin een pauze namen voor de lunch.

De procedure volgde op een tussenvonnis van 10 februari 2016, waarin het gerecht had geoordeeld dat Boogaard als gevolmachtigde van Elvira N.V. aansprakelijk was. De kern van het geschil lag in de vraag of er dekking bestond onder de reisverzekering voor de gestolen bagage. Het gerecht oordeelde dat de eiser niet kon aantonen dat de bagage op een veilige manier was opgeborgen, zoals vereist door de polisvoorwaarden. De eiser had gesteld dat hij geen gebruik had gemaakt van de kofferbak van de huurauto, omdat deze niet aanwezig was, maar het gerecht wees erop dat de polisvoorwaarden expliciet vereisten dat bagage op een bepaalde manier moest worden beveiligd.

Uiteindelijk concludeerde het gerecht dat de vordering van eiser moest worden afgewezen, omdat de schade niet onder de dekking van de verzekering viel. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van gedaagde, die tot dat moment waren begroot op Afl. 2.000,-- aan gemachtigdensalaris. Dit vonnis werd uitgesproken op 11 januari 2017.

Uitspraak

Vonnis van 11 januari 2017
Behorend bij A.R. 1023 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te Aruba,
eiser,
gemachtigde: de advocaat mr. R.A. Wix,
tegen:
de naamloze vennootschap
BOOGAARD ASSURANTIËN N.V.,
gevestigd te Aruba,
in haar hoedanigheid van gevolmachtigde van ELVIRA N.V.,
gedaagde,
gemachtigde: de advocaat mr. O.R. van Trikt.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Voor het eerdere verloop van de procedure wordt verwezen naar het tussenvonnis van 10 februari 2016. Hierop heeft eiser geconcludeerd voor repliek en gedaagde voor dupliek. Hierna heeft eiser een akte uitlating producties genomen. De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Het gerecht ziet in het betoog van gedaagde bij conclusie van dupliek geen aanleiding terug te komen op het oordeel in het tussenvonnis van 10 februari 2016 dat Boogaard door eiser geacht moet worden te zijn aangesproken in haar hoedanigheid van gevolmachtigde van Elvira N.V.. Wat betreft de procespositie van de gevolmachtigde agent wijst het gerecht naar de arresten van het hof Amsterdam d.d. 16 februari 2006, NJF 2006, 316 en van de Hoge Raad d.d. 26 juni 1985, NJ 1986, 285. Het gerecht verwijst voorts naar het in rechtsoverweging 2.4 van het tussenvonnis weergegeven pré-processuele handelen van gedaagde. Dat betreft onder meer de brief van Boogaard van 30 oktober 2013 aan eiser waarbij zij, kennelijk in haar hoedanigheid van gevolmachtigde, maar zonder daarbij haar principaal te noemen, de schadeclaim heeft afgewezen. Het is vervolgens begrijpelijk dat eiser haar ook in diezelfde hoedanigheid in rechte heeft willen aanspreken, en dat dit voor Boogaard van meet af aan duidelijk was of had moeten zijn, ook al heeft eiser dit niet zo geëxpliciteerd in het inleidend verzoekschrift. Tenslotte wordt, zoals eerder overwogen, opgemerkt dat Boogaard blijkens de volmacht van Elvira bevoegd is haar principaal in rechte te vertegenwoordigen.
2.2
Eiser vordert veroordeling van gedaagde bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad tot betaling van Afl. 10.180,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2014, kosten rechtens. De vordering betreft de schade die eiser en zijn gezinsleden hebben geleden als gevolg van een diefstal uit een huurauto tijdens de vakantie in Florida. Onder andere zijn ontvreemd camera’s, telefoons, paspoorten, draagbare computers en geld.
2.3
Partijen hebben gedebatteerd over de vraag of er onder de reisverzekering dekking bestaat voor de uit de auto van eiser tijdens de vakantie gestolen bagage. Tussen partijen staat als onbetwist vast dat de geclaimde bagage uit de auto is gestolen na aankomst van eiser en zijn gezin in Florida, toen zij de reis onderbraken voor de lunch.
2.4
Partijen twisten evenmin over de toepasselijkheid van artikel 10 van de polisvoorwaarden, houdende de “Voorzichtigheidsclausule”. De aanhef luidt:
“Geen recht op vergoeding bestaat in de volgende gevallen:”
Het vierde lid van dat artikel luidt:
“10.4 Diefstal van of uit motorrijtuigen:
a. Diefstal van geld en reischeques van of uit motorrijtuigen.
b. Diefstal van de overige verzekerde reisbagage van of uit motorrijtuigen, tenzij verzekerde kan aantonen dat:
- deze van buitenaf niet zichtbaar is achtergelaten in een deugdelijk afgesloten kofferruimte*, de diefstal tussen 07.00 uur en 22.00 uur locale tijd heeft plaatsgevonden en er sporen van braak aanwezig zijn. Er bestaat echter nimmer recht op vergoeding indien de verzekerde reisbagage langer dan 24 uur onbeheerd is achtergelaten.
- deze onbeheerd is achtergelaten tijdens een korte onderbreking van de reis om te pauzeren dan wel tijdens een noodsituatie en er sporen van braak aanwezig zijn. In dit geval bestaat voor kostbaarheden, reisdocumenten, foto-, film-, video/dvd- computer en telecommunicatie-apparatuur uitsluitend recht op vergoeding indien deze van buitenaf niet zichtbaar zijn achtergelaten in een deugdelijk afgesloten kofferruimte*.
* Bij motorrijtuigen met een derde of vijfde deur of bij een stationcar dient de kofferruimte bovendien afgedekt te zijn met een hoedenplank of een soortgelijke, vastgemonteerde voorziening.”
2.5
Bij conclusie van repliek heeft eiser gesteld dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de kofferbak. De door hem gehuurde auto had namelijk geen kofferbak. Gelet op het bepaalde in artikel 10, vierde lid, van de polisvoorwaarden leidt dit tot de conclusie dat de door eiser gevorderde schade onder de polis niet is verzekerd. Dat eiser de bagage wel van buiten onzichtbaar had weggeborgen, zoals hij bij conclusie van repliek heeft gesteld (in het inleidend verzoekschrift stelt eiser: “niet althans niet goed zichtbaar”), doet daaraan niet af. Voor zover eiser met zijn stellingen heeft willen zeggen dat gedaagde zich in redelijkheid niet op deze uitsluitingsclausule mag beroepen omdat eiser door het gehuurde type auto aan die eis niet kon voldoen en omdat hij de spullen elders in de auto onzichtbaar had weggeborgen, wijst het gerecht die stelling af. Een verzekeraar staat het contractueel vrij een zodanige clausule te bedingen, terwijl het de keuze van eiser was een auto van dit type te huren. De clausule is evenmin willekeurig of onredelijk, nu het volledig onzichtbaar bergen van bagage onder stoelen en dergelijke vanuit de optiek van de verzekeraar als minder veilig kan worden beschouwd. Er blijft makkelijker iets zichtbaar dan in een afgesloten kofferruimte. Of dat in dit geval ook het geval is geweest (eiser wordt over het niet-zichtbaar zijn stelliger bij conclusie van repliek), kan daarbij verder in het midden blijven.
2.6
De vordering van eiser dient te worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal hij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van gedaagde. Het gerecht zal de kostenveroordeling evenwel beperken tot de conclusies van antwoord en dupliek. De kosten gemoeid met de zijdens gedaagden genomen akten blijven voor rekening van gedaagden, nu dit deel van het debat tussen partijen de kwestie betrof of gedaagde als procespartij in rechte kon worden betrokken, welke in het voordeel van eiser werd beslist.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt eiser in de kosten van de procedure aan de zijde van gedaagde, tot op heden begroot op Afl. 2.000,-- aan gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 11 januari 2017 in aanwezigheid van de griffier.