ECLI:NL:OGEAA:2017:271

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
19 april 2017
Zaaknummer
A.R. 2360 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in het incident tot zekerheidstelling in de zaak van Eiser c.s. tegen Banco di Caribe

In deze zaak, die voorligt bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een incident tot zekerheidstelling in een civiele procedure. Eiser c.s., woonachtig in Panama, hebben een vordering ingesteld tegen Banco di Caribe, een naamloze vennootschap gevestigd in Aruba. De vordering houdt in dat Eiser c.s. een verklaring voor recht wensen dat een hypotheek, gevestigd op hun woning ten gunste van Banco di Caribe, nietig is of vernietigd dient te worden. Dit betreft een hypotheek die is gevestigd op 29 juli 2004. Eiser c.s. vorderen tevens een dwangsom en de proceskosten van Banco di Caribe. Banco di Caribe heeft in haar verweer gesteld dat Eiser c.s. vreemdelingen zijn in de zin van de Nederlandse wetgeving en dat er geen verdrag bestaat tussen Aruba en Panama dat vrijstelling van zekerheidstelling regelt. Hierdoor vraagt Banco di Caribe om zekerheid te stellen voor een bedrag van Afl. 32.000,- voordat zij verder kan procederen.

De rechter heeft in zijn beoordeling het Verdrag van vriendschap tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika in overweging genomen. Eiser c.s. stellen dat zij onderdanen van de Verenigde Staten zijn en dat zij daarom dezelfde rechten dienen te hebben als onderdanen van Aruba, waaronder de vrijstelling van het stellen van zekerheid voor proceskosten. De rechter heeft geoordeeld dat Banco di Caribe zich nog niet heeft kunnen uitlaten over de nationaliteit van Eiser c.s. en dat zij hiervoor de gelegenheid krijgt. Indien blijkt dat Eiser c.s. inderdaad de Amerikaanse nationaliteit hebben, zal het verzoek tot zekerheidstelling worden afgewezen en zal Banco di Caribe worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De uitspraak van de rechter houdt in dat de zaak wordt verwezen naar de rol van 10 mei 2017 voor akte uitlating door Banco di Caribe, en dat verdere beslissingen worden aangehouden totdat deze akte is genomen.

Uitspraak

Vonnis van 12 april 2017
Behorend bij A.R. 2360 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in het incident tot zekerheidstelling in de zaak van:
[Eiser]en
[Eiseres],
te Panama,
hierna ook te noemen: [Eiser] c.s.,
gemachtigden: de advocaten mrs. R.T.J.M. Oomen en G.A. Maldonado,
tegen:
de naamloze vennootschap
BANCO DI CARIBE N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Banco di Caribe,
gemachtigde: de advocaat mr. W.G.T.M. Kloes .

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de incidentele conclusie van Banco di Caribe, ingediend op 1 februari 2017;
- de conclusie van antwoord in het incident van [Eiser] c.s., ingediend op 1 maart 2017.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis in het incident.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Voor zover voor de beslissing van belang staan de volgende feiten als erkend of niet voldoende gemotiveerd weersproken in dit geding vast.
2.2 [
Eiser] c.s. zijn woonachtig in Panama.

3.DE VORDERING EN HET VERWEER

3.1 [
Eiser] c.s. vordert in de hoofdzaak – kort gezegd – een verklaring voor recht dat de op 29 juli 2004 ten gunste van Banco di Caribe gevestigde hypotheek op de woning te [adres] nietig is dan wel te vernietigen voor zover deze strekt tot zekerheid voor andere schulden dan die voortvloeien uit het inroepen van een extra
stand-by letter of creditals bedoeld in de door [Eiser] c.s. ondertekende volmacht van 1 juli 2004 onder verbeurte van een dwangsom met veroordeling van Banco di Caribe tot betaling van de proceskosten.
3.2
Banco di Caribe heeft gesteld dat uit het inleidend verzoekschrift blijkt dat [Eiser] c.s. woonachtig zijn in Panama en vreemdelingen zijn in de zin van art. 122 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) terwijl tussen Aruba en het land van domicilie van [Eiser] c.s. geen verdrag geldt waardoor vrijstelling van zekerheidstelling is geregeld. Banco di Caribe vraagt in verband daarmee [Eiser] c.s. te veroordelen tot het stellen van zekerheid voor de betaling van Afl. 32.000,- waartoe [Eiser] c.s. zou kunnen worden veroordeeld en te bepalen dat Banco di Caribe in de hoofdzaak niet eerder behoeft te antwoorden en voort te procederen dan nadat voornoemde zekerheid op voornoemde wijze is gesteld, met veroordeling van [Eiser] c.s. tot betaling van de proceskosten van het incident.
3.3 [
Eiser] c.s. voert gemotiveerd verweer dat voor zover voor de beslissing van belang hieronder zal worden besproken.

4.DE BEOORDELING

in het incident
4.1
Tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika geldt het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika (Trb. 956 No. 40, kortweg Het Nederlands-Amerikaans vriendschapsverdrag, verder: het Verdrag).
4.2
Ingevolge artikel III lid 1 van het Verdrag zullen onderdanen van beide partijen over en weer te allen tijde bescherming en veiligheid genieten en zullen onderdanen van de ene partij onder gelijke omstandigheden niet ongunstiger worden behandeld dan onderdanen van de andere partij ten aanzien van de bescherming en veiligheid van hun persoon en hun rechten. In geen geval zullen zij in dit opzicht een ongunstiger behandeling genieten dan die, welke onderdanen van een derde land genieten. Ingevolge artikel V lid 1 Verdrag zullen onderdanen en vennootschappen van de ene partij binnen het grondgebied van de andere partij nationale behandeling genieten met betrekking tot het recht zich in elke aanleg te wenden tot de gewone rechter, administratieve scheidsgerechten en instanties, zowel ter verkrijging als ter verdediging van hun recht. Meer in het bijzonder bepaalt artikel 5 van het Protocol bij voormeld Verdrag dat het in artikel V lid 1 Verdrag bedoelde recht onder meer omvat een vrijstelling van de verplichting van het storten van een waarborgsom voor de kosten.
4.3 [
Eiser] c.s. stellen primair onderdanen van de Verenigde Staten van Amerika te zijn, zodat [Eiser] c.s. op dezelfde wijze toegang tot de burgerlijke rechter dienen te krijgen als een onderdaan van Aruba of een vennootschap gevestigd te Aruba. Nu voor deze laatsten geldt dat geen zekerheid voor de proceskosten gesteld behoeft te worden, geldt dat ook voor hen, aldus [Eiser] c.s.
4.4
Het betoog van [Eiser] c.s. is juist. Banco di Cairbe heeft zich evenwel nog niet uit kunnen laten over de nationaliteit van [Eiser] c.s. Daartoe zal zij alsnog in de gelegenheid worden gesteld.
4.5
Indien zou blijken dat [Eiser] c.s. inderdaad de Amerikaanse nationaliteit hebben wordt het incidentele verzoek afgewezen. Alsdan zal Banco di Caribe als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [Eiser] c.s. in dit incident (naar rato van 1 punt van het liquidatietarief 5).
4.6
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.DE UITSPRAAK:

De rechter in dit gerecht:
in het incident
verwijst de zaak naar de rol van 10 mei 2017 voor akte uitlating zijdens Banco di Caribe P1;
verstaat dat de zaak nadat Banco di Caribe akte heeft genomen weer naar de rol wordt verwezen voor vonnis in het incident;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 12 april 2017 in aanwezigheid van de griffier.