ECLI:NL:OGEAA:2017:274

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
EJ nr. 37 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatiezaak tussen de Voogdijraad en de man betreffende de kosten van verzorging en opvoeding van een minderjarige

In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de Voogdijraad als verzoeker opgetreden tegen de man, die als verweerder fungeert. De procedure is gestart met een verzoekschrift dat op 9 januari 2017 is ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 februari 2017 waren de vertegenwoordigers van de Voogdijraad, mr. M. Ras en mevrouw A. Flanders, aanwezig, evenals de man en de moeder van de minderjarige, die beiden in persoon verschenen.

De zaak betreft de minderjarige [naam minderjarige], geboren uit de moeder op [geboortedatum], die niet erkend is door de man. De Voogdijraad verzoekt de man te veroordelen tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 275,-, ingaande 1 februari 2017, ter dekking van de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. De man heeft aangevoerd dat zijn financiële situatie hem niet in staat stelt om deze bijdrage te voldoen, en heeft zijn schulden en huurkosten uiteengezet.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de man netto gemiddeld Afl. 1.705,31 per maand verdient, en na aftrek van zijn noodzakelijke lasten, een bedrag van Afl. 341,71 overhoudt. Gezien de draagkracht van de man en de behoefte van de minderjarige, heeft het gerecht besloten dat een bijdrage van Afl. 200,- per maand, met ingang van 1 april 2017, passend is. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het verzoek om een hogere bijdrage is afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 18 april 2017
behorend bij EJ nr. 37 van 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
DE VOOGDIJRAAD,
kantoorhoudend in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd,
en
[de man],
wonende in Aruba, [adres],
VERWEERDER, hierna te noemen: de man,
in persoon.
Belanghebbende:
[de moeder], de moeder.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 9 januari 2017;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 21 februari 2017, waaruit blijkt dat namens de Voogdijraad aanwezig waren mr. M. Ras en mevrouw A. Flanders en dat de moeder en de man in persoon zijn verschenen.
  • de stukken zijdens de man, ingediend op 7 maart 2017.
De uitspraak is terstond gedaan.

2.DE FEITEN

Uit de moeder is op [geboortedatum] geboren de thans nog minderjarige [naam minderjarige] (hierna: de minderjarige). De minderjarige is niet erkend.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot het veroordelen van de man tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 275,- ingaande 1 februari 2017 als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Daartoe wordt gesteld dat hij de verwekker is van de minderjarige en dat hij voldoende inkomen uit arbeid geniet.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht stelt voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Ingevolge artikel 1:394 BWA is de verwekker van een kind dat alleen een moeder heeft, als ware hij ouder verplicht tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
De draagkracht van de man
4.2
Blijkens de door de man overgelegde salarisslips bedraagt zijn loon netto gemiddeld afgerond ca Afl. 1.705,31 per maand.
4.3
De man voert als verweer aan dat zijn draagkracht ontoereikend is om een bijdrage in het levensonderhoud van de minderjarige te voldoen. Hij stelt dat hij schulden heeft bij de Island Finance ad Afl. 433,10 per maand en bij de CMB ad Afl. 468,- per maand. Het gerecht zal rekening houden met deze posten.
Verder stelt hij dat hij aan huur betaalt ad Afl. 925,- per maand. Verzoeker voert gemotiveerd verweer en stelt dat hij samen met een partner woont en hierdoor worden de huurkosten verdeeld in tweeën. Het gerecht volgt verzoeker in zijn verweer.
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de man bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 1.363,60.
4.4
Uit het vorenstaande volgt dat de man maandelijks een bedrag overhoudt van Afl. 341,71 waarmee hij aan zijn verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dient te voldoen.
4.5
Gelet op de draagkracht van partijen (de moeder heeft geen inkomsten) en op de behoefte van de minderjarige acht het gerecht een door de man te betalen bijdrage van Afl. 200,- per maand in de kosten van verzorging en opvoeding in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De ingangsdatum van de bijdrage zal worden bepaald op 1 april 2016.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de bijdrage van [de man] in de kosten van verzorging en opvoeding van [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] in Aruba, uit de vrouw [de moeder] op Afl. 200,- per maand, bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen, met ingang van 1 april 2017,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het anders of meer verzochte.
Aldus gegeven door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 18 april 2017 in aanwezigheid van de griffier.