ECLI:NL:OGEAA:2017:276

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
E.J. 164 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens vertrouwensbreuk en wijziging van omstandigheden

In deze zaak heeft de naamloze vennootschap TALK OF THE TOWN MANAGEMENT N.V. (hierna: TOTT) een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de verweerster, die als serveerster werkzaam was bij TOTT. De verweerster was op staande voet ontslagen op 8 september 2016 wegens diefstal en verduistering van gelden. TOTT verzocht de rechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, voor het geval deze nog zou bestaan, op grond van gewichtige redenen, met name een dringende reden. De verweerster voerde gemotiveerd verweer tegen het verzoek.

De rechter heeft vastgesteld dat er geen hard bewijs was voor de beschuldigingen van TOTT aan het adres van de verweerster. TOTT had aanvankelijk ook de leidinggevende van de verweerster, [X], verdacht van verduistering, maar richtte zich uiteindelijk op de verweerster. De rechter concludeerde dat de primaire reden voor ontslag, de dringende reden, niet was komen vast te staan. Echter, de subsidiaire grond van wijziging van omstandigheden werd wel als valide beschouwd. De verweerster had een leugenachtige verklaring afgelegd ten behoeve van haar partner, wat het vertrouwen van TOTT in haar ernstig had beschadigd.

Daarom heeft de rechter de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbonden, zonder toekenning van een vergoeding. De proceskosten werden gecompenseerd. De uitspraak werd gedaan op 18 april 2017 door mr. Y.M. Vanwersch in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 18 april 2017
Behorend bij E.J. 164 van 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
TALK OF THE TOWN MANAGEMENT N.V.,
gevestigd te Aruba,
verzoekster hierna ook te noemen: TOTT,
gemachtigde: de advocaten mrs. A.A. Ruiz en I.R. Wever,
tegen:
[verweerster],
wonende te Aruba,
verweerster hierna ook te noemen: [verweerster],
gemachtigde: de advocaat mr. drs. P.G. Dowers-Alders.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de brief d.d. 1 maart 2017 aan de zijde van TOTT met producties;
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van mr. Ruiz;
- de behandeling ter zitting van 6 maart 2017 en de daarvan gemaakte aantekeningen ven de griffier.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 22 februari 2005 is [verweerster] in dienst getreden bij TOTTT, waar zij werkt in de functie van serveerster. Bij TOTT werkte ook de heer [X] in de functie van Food & Beverage Supervisor. [X] is de leidinggevende van [verweerster]. Daarnaast zijn [verweerster] en [X] levenspartners.
2.2
Op 8 september 2016 is [verweerster] op staande voet ontslagen wegens diefstal cq verduistering van gelden die aan TOTT toebehoren, althans medeplichtigheid daaraan cq schending van het beginsel van goed werknemerschap.

3.HET VERZOEK EN HET VERWEER

3.1
TOTT verzoekt het gerecht, in het geval de arbeidsovereenkomst tussen partijen niet reeds op 8 september 2016 is beëindigd, om deze te ontbinden op grond van gewichtige redenen, primair bestaande uit een dringende reden, subsidiair wegens wijziging van omstandigheden, zonder toekenning van een vergoeding, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [verweerster] tot vergoeding van de proceskosten.
3.2 [
verweerster] voert gemotiveerd verweer dat voor zover voor de beslissing van belang hieronder zal worden besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
TOTTT heeft [X] op 3 december 2015 op staande voet ontslagen wegens, kort gezegd, verduistering van geld bestaande uit het niet afstorten van door hem ontvangen gelden van klanten. [X] heeft zich tegen het ontslag verzet en bij beschikking van 22 november 2016 is TOTT veroordeeld tot doorbetaling van het loon van [X] tot aan de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig is beëindigd.
4.2
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in de zaak van [X] heeft diens raadsman gesteld dat [verweerster] tegen hem heeft gezegd dat zij het geld van [X] heeft ontvangen en heeft afgestort als “lunch special”. Zij zou bereid zijn dit onder ede te bevestigen.
4.3
Na de zitting heeft TOTT een gesprek gehad met [verweerster] en daarin heeft zij bevestigd dat zij dit tegen mr. Carlo heeft gezegd. TOTT heeft vervolgens een onderzoek ingesteld naar deze beweringen van [verweerster] en is tot de conclusie gekomen dat zij op geen van de dagen waarop geld is vervreemd niet heeft gewerkt en ook dat de door [verweerster] gestelde stortingen op die dagen niet hebben plaatsgevonden.
4.4
Op 8 september 2016 heeft TOTT [verweerster] vervolgens op staande voet ontslagen. In de op die dag gedateerde ontslagbrief haalt TOTT een scala van omstandigheden aan, die het Gerecht aldus begrijpt dat zij stelt dat [verweerster] op de bewuste dagen niet heeft gewerkt, het geld niet heeft afgestort, ondanks haar eigen verklaring en dat [verweerster] zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering. Daarnaast heeft zij met [X] samengespannen inzake deze verduistering en heeft zij het vertrouwen van TOTT beschaamd.
4.5 [
Verweerster] heeft tegen het ontslag geprotesteerd en heeft in een bodemprocedure wedertewerkstelling en doorbetaling van loon gevorderd, voorzien van nevenvorderingen. Deze zaak staat thans voor beschikking.
4.6
In de onderhavige procedure verzoekt TOTT de arbeidsovereenkomst met [verweerster] voorwaardelijk te ontbinden. Hierbij baseert zij zich primair op de aanwezigheid van een dringende reden. Beoordeeld dient dan ook te worden of de door TOTT gebruikte ontslaggrond komt vast te staan en of die een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert.
4.7
TOTT baseert zich op de door [verweerster] gegeven (mondelinge) verklaring tegenover de advocaat van [X] dat zij de bewuste dagen waarop de verduisteringen plaatsvonden heeft gewerkt en dat zij het geld heeft afgestort. Die verklaring heeft zij tegenover TOTT herhaald en dat standpunt heeft zij ook in onderhavige procedure ingenomen. Volgens TOTT heeft [verweerster] echter op de dagen dat zij het geld dat zij van [X] zou hebben gekregen, niet gewerkt. In het geval dat de registratie van TOTT niet juist zou zijn en ervan uit moet worden gegaan dat [verweerster] wel heeft gewerkt, heeft zij de van [X] ontvangen bedragen niet afgestort omdat deze niet terug te vinden zijn in de financiële administratie.
4.8
Opmerkelijk in deze kwestie is dat TOTT aanvankelijk [X] verdacht van verduistering/diefstal van gelden die haar toebehoren, maar sinds haar verklaring, [verweerster]. Hard bewijs tegen één van hen heeft TOTT niet. Bovendien heeft [verweerster] volgens TOTT niet gewerkt op de bewuste dagen dat [X] haar het ontvangen geld overhandigde. Dat had er toe (moeten) leiden dat TOTT twijfels had moeten hebben aan de verklaring van [verweerster] en haar verdenking jegens [X] beter had kunnen handhaven. TOTT koos er evenwel voor om haar pijlen op [verweerster] te richten en te berusten in het oordeel van het Gerecht van 22 november 2016, waarbij het ontslag van [X] nietig werd geacht en TOTT werd veroordeeld tot doorbetaling van loon.
4.9
Wat bij lezing van de (uitgebreide, maar niet bijzonder helder geformuleerde) ontslagbrief opvalt is, dat TOTT geen duidelijke keuze maakt in het verwijt aan [verweerster]. Enerzijds gaat zij uit van het standpunt van [verweerster] dat zij wel gewerkt heeft, in welk geval zij het geld niet heeft afgestort. Anderzijds gelooft TOTT [verweerster] niet, omdat stelt zij dat [verweerster] de betreffende dagen niet heeft gewerkt en dus het geld op die dagen niet kan hebben afgestort. TOTT heeft afschriften van de Employee Timecard Reports in het geding gebracht waaruit volgt dat [verweerster] op 27 maart 2015, 17 april 2015 en 3 mei 2015 niet heeft gewerkt. Zij heeft die dagen niet ingeklokt en haar naam komt ook niet voor op de lijsten die de portiers bijhouden van aanwezige personeelsleden. De stelling van [verweerster] dat zij die dagen wel heeft gewerkt acht het gerecht dan ook onaannemelijk. Mogelijk dat de registratie niet waterdicht is, maar dat op alle drie de dagen de registratie onjuist zou zijn, acht het gerecht ongeloofwaardig. Dit heeft tot gevolg dat niet kan worden vastgesteld wat er precies met het vermiste geld is gebeurd. Daarmee staat echter geenszins vast dat [verweerster] deze bedragen heeft verduisterd/gestolen. Dit heeft tot gevolg dat de primaire reden, de dringende reden, niet is komen vast te staan.
4.10.
De subsidiaire grondslag van het onderhavige verzoek, te weten wijziging van omstandigheden, is daarentegen wel een valide grond voor toewijzing van het voorwaardelijke ontbindingsverzoek. Aangenomen dient immers te worden dat [verweerster] een leugenachtige verklaring heeft afgelegd ten behoeve van haar partner [X]. Aldus heeft [verweerster] het vertrouwen dat TOTT in haar had zodanig ernstig beschadigd dat er geen sprake meer kan zijn van een vruchtbare voortzetting van de arbeidsrelatie. Nu de oorzaak van de vertrouwensbreuk geheel voor rekening en risico van [verweerster] komt, wordt de arbeidsovereenkomst (voorwaardelijk) ontbonden, zonder toekenning van een vergoeding.
4.11
Het gerecht acht termen aanwezig om de proceskosten te compenseren.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
voor het geval in rechte komt vast te staan dat tussen partijen nog een arbeidsovereenkomst bestaat, wordt deze met ingang van heden ontbonden;
5.2
bepaalt dat elke partij de eigen kosten draagt;
5.3
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Y.M. Vanwersch rechter in dit gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 18 april 2017 in aanwezigheid van de griffier.