ECLI:NL:OGEAA:2017:280

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
A.R. 297 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door afgewerkte olie uit flexibag tijdens transport

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is eiseres, Assuranceforeningen SKULD (Gjensidig), als gesubrogeerde aansprakelijkheidsverzekeraar van King Ocean Services Ltd., in rechte getreden tegen gedaagden, waaronder Captain Matthew Shipping & Trading en Ecostation VBA. De zaak betreft een incident dat zich in februari 2014 heeft voorgedaan op het schip Rio Tamanaco, waarbij afgewerkte olie uit een flexibag is gelekt, wat heeft geleid tot aanzienlijke schade. Eiseres vordert een schadevergoeding van USD 257.961,90, vermeerderd met wettelijke rente, op basis van de aansprakelijkheid van gedaagden als afzender van de olie.

De procedure begon met een inleidend verzoekschrift, gevolgd door conclusies van antwoord, repliek en dupliek. Eiseres stelt dat gedaagden aansprakelijk zijn op basis van de Bill of Lading en onrechtmatige daad. Gedaagden betwisten hun aansprakelijkheid en stellen dat de oorzaak van het incident niet aan hen kan worden toegeschreven. Ze voeren aan dat de flexibags geschikt waren voor de lading en dat eerdere transporten probleemloos zijn verlopen.

Het gerecht heeft de vordering van eiseres gedeeltelijk toegewezen. De aansprakelijkheid van gedaagden sub 1 en 2 is vastgesteld op basis van de vervoersovereenkomst, terwijl de vordering tegen gedaagde sub 3 is afgewezen. Het gerecht oordeelt dat gedaagden niet voldoende hebben aangetoond dat de oorzaak van het incident niet aan hen kan worden toegeschreven. De rechter heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van de gevorderde schadevergoeding en de proceskosten, terwijl eiseres in de kosten van de procedure aan de zijde van gedaagde sub 3 is veroordeeld.

Uitspraak

Vonnis van 19 april 2017
Behorend bij A.R. 297 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
De rechtspersoon naar buitenlands recht
Assuranceforeningen SKULD (Gjensidig),
domicilie kiezend ten kantore van na te noemen gemachtigde,
hierna te noemen: eiseres,
gemachtigde: de advocaat mr. J.M. de Cuba,
tegen:

1.Gedaagde 1,

handelend onder de naam
Captain Matthew Shipping &Trading,
gevestigd te Sint Maarten,
2. de eenmanszaak
Captain Matthew Shipping &Trading, gevestigd te Bonaire, en
3. de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
(naam) Ecostation VBA, gevestigd te Aruba,
procederend aanvankelijk bij gemachtigde, thans in persoon, onderscheidenlijk vertegenwoordigd door gedaagde sub 1,
hierna te noemen: gedaagden.

1.DE PROCEDURE

In deze zaak is een inleidend verzoekschrift ingediend. Gedaagden hebben geconcludeerd voor antwoord. Hierna heeft eiseres voor repliek geconcludeerd en gedaagden voor dupliek. Tenslotte is door eiseres een akte genomen tot overlegging van een leesbare versie van een eerder overgelegde productie. Het vonnis is na aanhouding bepaald op heden.

2.DE FEITEN

Als niet betwist staat vast dat eiseres de in de rechten van haar verzekerde King Ocean Services Ltd., bevrachter van het schip Rio Tamanaco, gesubrogeerde aansprakelijkheidsverzekeraar is. Op dit schip heeft in februari 2014 een incident plaatsgevonden, waarbij afgewerkte olie uit een zogeheten flexibag (die geplaatst was in een 20 voets container, die ook is open gebarsten) is gelopen en in het laadruim van het schip terecht is gekomen. King Ocean Services is door de eigenaar van het schip aansprakelijk gesteld voor de schade, die USD 243.351,21 bedraagt, welke door eiseres is vergoed. Tevens heeft eiseres USD 14.610,69 uitgegeven aan kosten voor onderzoek van American Nautical Services Inc. naar de oorzaak van het incident.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiseres stelt dat gedaagden afzender zijn van de olie en aansprakelijk zijn voor de schade. Deze aansprakelijkheid grondt zij op de Bill of Lading, in het bijzonder op de daarin opgenomen door de afzender gegeven garanties en vrijwaringen ten aanzien van de aard en geschiktheid van de lading, althans subsidiair op onrechtmatige daad.
3.2
Eiseres verzoekt om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad gedaagden hoofdelijk te veroordelen om aan verzoekster te voldoen het bedrag groot USD 257.961,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2014. Tevens verzoekt eiseres gedaagden te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.3
Gedaagden betwisten dat gedaagde sub 3 bij de onderhavige transactie was betrokken. Deze vennootschap is sinds haar oprichting in 2012 nog niet actief geweest.
3.4
Gedaagden betwisten voorts de vermeende oorzaak van het incident. American Nautical Services stelt in haar rapportage d.d. 13 maart 2014 dat de oorzaak is gelegen in ofwel onverenigbaarheid van de vloeistof met de binnenbekleding van de flexibag ofwel in een onbekende chemische reactie in de vervoerde vloeistof zelf. Gedaagden betwisten dat dit mogelijk is. De flexibags zijn speciaal ontworpen om ladingen als van gedaagden te vervoeren. (gedaagde sub 1) heeft vaker soortgelijke vloeibare ladingen probleemloos in soortgelijke flexibags in 20 voetscontainers vervoerd. Ten bewijze daarvan leggen gedaagde zeven vrachtbrieven over waaruit dit blijkt. Er hebben zich nooit problemen voorgedaan.
3.5
Ook de vermeende chemische reactie wordt door gedaagden betwist. Niet is aangegeven waaruit deze kan hebben bestaan.
3.6
Gelet op eerdere probleemloze verschepingen kan volgens gedaagden als enige verklaring voor het incident gelden dat de container te dicht bij de machinekamer heeft gestaan, althans op een te warme plaats in het schip, waardoor de vloeibare lading is gaan uitzetten met openspringen als gevolg.
3.7
Al op 17 februari 2014 heeft de chief officier van het schip gezien en gerapporteerd dat de container in kwestie uitdijende wanden en deuren had. Hieraan is ten onrechte geen aandacht besteed. Er zijn geen maatregelen getroffen. Er is hier sprake van nalatigheid van King Ocean. Gelet hierop komt eiseres geen beroep toe op de contractuele garanties en vrijwaringen. Gedaagden concluderen tot afwijzing van de vordering.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht zal de vordering afwijzen voor zover deze zich richt tegen gedaagde sub 3. Deze rechtspersoonlijkheid bezittende gedaagde komt op de vrachtbrief niet voor als contractant. Dat de heer (gedaagde sub 1) van deze rechtspersoon bestuurder is en dat deze rechtspersoon dezelfde activiteiten zou ontplooien als gedaagden sub 1 en 2, is nog geen grond voor vereenzelviging van gedaagden. Eiseres heeft geen concrete feiten gesteld die haar stelling zouden kunnen dragen dat de heer (gedaagde sub 1) ‘op schimmige wijze zich tracht te verschuilen achter een spinnenweb van rechtspersonen’ en evenmin wat het nadeel voor eiseres van het vermeende misbruik zou zijn geweest.
4.2
Bij conclusie van dupliek hebben gedaagden nog aangevoerd dat niet gedaagden sub 1 en 2 voor de vervoersovereenkomst contractant waren, maar Bonreclycling BV. Het zou wettelijk verplicht zijn de leverancier aan te merken als verscheper. Rocargo Bonaire heeft de vrachtbrief opgesteld en gedaagden ten onrechte als zodanig aangemerkt. Het gerecht passeert dit verweer. Bij conclusie van antwoord hebben gedaagden dit verweer niet gevoerd. Zij hebben toen zonder voorbehoud gesteld dat zij ‘gelijke en soortgelijke vloeibare ladingen probleemloos in gelijksoortige flexibags in 20 voets containers [hebben] verscheept.’ Zij hebben – ten bewijze daarvan - zeven vrachtbrieven overgelegd waarin gedaagden sub 1 en 2 als verscheper staan vermeld. Zij hebben niet concreet onderbouwd hoe Rocargo of althans King Ocean Services ten onrechte zou hebben kunnen menen dat gedaagden sub 1 en 2 de verscheper waren. Ondanks meerdere eerdere vervoerovereenkomsten zouden gedaagden dit misverstand kennelijk nooit hebben recht gezet. Het gerecht neemt daarom aan dat zij daadwerkelijk de contractant waren.
4.3
Na de betwisting zijdens gedaagden van de oorzaak van het ongeval heeft eiseres als productie 9 bij conclusie van repliek overgelegd een rapportage d.d. 8 februari 2016 van CWA International opgesteld door de scheikundige (naam 2). Op basis van de aan het rapport gehechte testgegevens concludeert de onderzoeker dat de flexitanks chemisch compatibel waren met de vervoerde afgewerkte smeerolie. Uit diens testen bleek dat uit de olie een substantiële hoeveelheid gas vrij kwam, zelfs bij kamertemperatuur. De aard en hoeveelheid van de uitstoot is consistent met de aanwezigheid van benzine in de olie. Benzine is geen normaal bestanddeel van gebruikte smeerolie. De conclusie van onderzoeker is dat de flexitank kapot is gegaan door overdruk.
4.4
Als productie 12 bij conclusie van repliek heeft eiseres tevens overgelegd een rapportage van American Nautical Services d.d. 11 januari 2016, waarin wordt gesteld dat er geen warmtebronnen in de buurt van de container waren. Tevens wordt hierin gesteld dat de container op zee niet te verplaatsen was. Evenmin was het mogelijk zonder gevaar voor het personeel de lading op zee te behandelen.
4.5
Gedaagde heeft bij conclusie van dupliek geen reactie gegeven op de bevindingen in de rapporten van American Nautical Services en van CWA, die feitelijk concreet en gemotiveerd gedaagdes verweren bij conclusie van antwoord weerspreken. Gedaagden hebben slechts herhaald dat verhitting de enige oorzaak kan zijn geweest van het ongeval. Dit verweer is echter onvoldoende. Uit de rapportages blijkt niet alleen dat er geen hittebron in de buurt is geweest, maar ook dat de gassen bij kamertemperatuur vrijkwamen. Zelfs de houders waarin de door CWA genomen monsters zaten, zwelden op. Het gerecht merkt nog op dat gedaagdes stelling dat zij eerder probleemloos afgewerkte olie hebben vervoerd, geen bewijs oplevert van haar stelling dat er met deze olie niets mis was. Met de onderhavige lading kan immers wel iets mis zijn geweest. Zoals ook uit het rapport van CWA blijkt, kan de samenstelling van gebruikte smeerolie wisselen. Naar het oordeel van het gerecht zijn de stellingen van eiseres omtrent de oorzaak van het incident daarmee als onvoldoende concreet betwist komen vast te staan.
4.6
Hiermee is ook de aansprakelijkheid van gedaagden sub 1 en 2 gegeven. Die kan worden gebaseerd op de door eisers ingeroepen voorwaarden van de vervoersovereenkomst. Dat gedaagden niet bekend waren met de gevaarlijke aard van deze afgewerkte olie doet daaraan niet af. Dat de olie afweek van eerdere ladingen is iets wat tot de risicosfeer behoort van gedaagden en niet van eiseres of althans haar verzekerde.
4.7
Het verweer van gedaagden dat de verzekerde van eiseres onvoldoende heeft gedaan om de schade te beperken, verwerpt het gerecht eveneens. Eiseres heeft feitelijk onderbouwd dat de containers tijdens de reis niet verplaatsbaar waren. Tevens heeft zij onderbouwd dat het niet verantwoord was om personeel in een op openbarsten staande zeecontainer te sturen om op de een of andere manier de druk in de daarin opgeslagen flexibags te reduceren, met het risico op het vrijkomen van schadelijke en brandgevaarlijke gassen van dien.
4.8
Gedaagden sub 1 en 2 zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van eiseres. Eiseres zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van gedaagde sub 3. Deze zullen worden gesteld op 1/3e deel van het toepasselijk tarief voor advocaatkosten nu de procedure gelijk opliep met die tegen de beide andere gedaagden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
a. Veroordeelt gedaagden sub 1 en 2 hoofdelijk, des dat de een betalend de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen om aan eiseres te voldoen USD 257.961,90, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2014;
b. Veroordeelt gedaagden sub 1 en 2 in de kosten van de procedure aan de zijde van eiseres, tot op heden begroot op Afl. 4.620,-- aan griffierechten, Afl. 659,75 aan verschotten en Afl. 11.000,-- aan gemachtigdensalaris.
c. Wijst af de vordering tegen gedaagde sub 3.
d. Veroordeelt eiseres in de kosten van de procedure aan de zijde van gedaagde sub 3, begroot op Afl. 3.700,-- aan gemachtigdensalaris.
e. Verklaart dit vonnis wat betreft de onderdelen a, b en d van dit dictum uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 19 april 2017 in aanwezigheid van de griffier.