ECLI:NL:OGEAA:2017:285

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 april 2017
Publicatiedatum
24 april 2017
Zaaknummer
A.R. nr. 2968 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van geldlening met buitengerechtelijke incassokosten

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap Aruba Bank N.V. (hierna: eiseres) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een overeenkomst van geldlening die op 6 september 2012 is gesloten, waarbij de gedaagde zich niet heeft gehouden aan de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit deze overeenkomst. Eiseres vordert de terugbetaling van een bedrag van Afl. 18.021,93 en Afl. 12,60, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde erkent de schuld, maar stelt dat hij vanwege werkloosheid niet in staat is om te betalen. Tijdens de zitting geeft hij aan dat hij inmiddels een nieuwe baan heeft en een betalingsregeling wenst te treffen. De rechter heeft de vordering van eiseres toegewezen, met inachtneming van de reeds door gedaagde gedane betalingen en de buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde is veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, vermeerderd met rente en kosten, en de rechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het vonnis is uitgesproken op 19 april 2017.

Uitspraak

Vonnis van 19 april 2017.
Behorend bij A.R. nr. 2968 van 2016.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ARUBA BANK N.V.,
gevestigd te Aruba,
hierna ook te noemen: eiseres,
gemachtigde: de advocaat mr. W.G.T.M. Kloes,
tegen:
[Gedaagde],
wonende te Aruba, [adres],
hierna ook te noemen: gedaagde,
procederende in persoon.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 maart 2017;
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie van partijen ter terechtzitting van 29 maart 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen eiseres bijgestaan door haar gemachtigde, alsmede mw. [X] en mw. [Y] namens eiseres en gedaagde in persoon.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen hebben op 6 september 2012 een overeenkomst van geldlening gesloten. Tevens heeft gedaagde bij eiseres een rekening-courant.
2.2
Gedaagde heeft zich niet gehouden aan de uit de leningsovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiseres vordert – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van gedaagde tot (terug)betaling van de bedragen van Afl. 18.021,93 en Afl. 12,60, vermeerderd met 18% rente per jaar over de hoofdsom vanaf 18 augustus 2016 en vermeerderd met een bedrag van Afl. 2.705,18 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
3.2
Eiseres grondt haar vordering erop dat gedaagde toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenis tot terugbetaling.
3.3
Gedaagde voert hiertegen verweer.

4.DE BEOORDELING

4.1
Bij conclusie van antwoord erkent gedaagde de schuld doch geeft hij aan niet zijn schuld te kunnen betalen aangezien hij geen baan heeft. Ter zitting geeft gedaagde aan dat hij een nieuwe baan heeft en daarmee het minimumloon verdient. Volgens hem bedragen zijn maandelijkse kosten Afl. 200,- (elektra en water). Verder geeft gedaagde aan dat hij een bedrag van Afl. 2.500,- ineens kan betalen en dat hij een betalingsregeling wenst te treffen.
4.2
Gedaagde heeft kwitanties overgelegd waaruit blijkt dat hij op 4 november 2016 een bedrag van Afl. 200,- en op 6 januari 2017 een bedrag van Afl. 550,- reeds heeft betaald aan eiseres. Het bedrag van Afl. 750,- zal op de verschuldigde som in mindering worden gebracht.
4.3
De vordering komt voor toewijzing in aanmerking met dien verstande dat de buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen conform het nieuwe procesreglement (naar rato van 1,5 punt van het liquidatietarief 4).
4.4
Als de in het ongelijk te stellen partij zal gedaagde de proceskosten van eiseres moeten vergoeden.
4. DE BESLISSING
De rechter in dit gerecht:
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag van Afl. 18.021,93, te vermeerderen met de overeengekomen rente ad 18% per jaar vanaf 18 augustus 2016 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag van Afl. 12,60, te vermeerderen met de overeengekomen rente ad 18% per jaar vanaf 18 augustus 2016 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag van Afl. 1.500,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiseres tot op heden begroot op Afl. 750,- aan de griffie, Afl. 201,55 aan explootkosten en Afl. 1.000,- aan salaris van de gemachtigde;
vermindert het aldus verschuldigde met Afl. 750,, eerst in mindering te brengen op de kosten;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 19 april 2017 in aanwezigheid van de griffier.