ECLI:NL:OGEAA:2017:29
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.H.M. van de Leur
- Rechtspraak.nl
Civiele procedure over verjaring van een geldlening tussen ING Bank N.V. en gedaagde
In deze civiele procedure, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft ING Bank N.V. (hierna: ING) een vordering ingesteld tegen een gedaagde, wonende in Aruba, met betrekking tot een geldlening. De zaak betreft de vraag of de vordering van ING is verjaard. De procedure begon met een tussenvonnis op 6 januari 2016, waarna een comparitie van partijen plaatsvond op 5 februari 2016. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht en gereageerd op elkaars argumenten.
ING vorderde een betaling van € 14.815,39 van de gedaagde, bestaande uit de hoofdsom, incassokosten en rente. De gedaagde voerde verweer en stelde dat ING niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar vordering, althans dat deze afgewezen moest worden. Het Gerecht heeft de argumenten van de gedaagde overwogen, met name het beroep op verjaring. De gedaagde stelde dat ING in de periode van 18 maart 2010 tot 20 augustus 2015 geen verjaringsstuitende handelingen heeft verricht, waardoor de vordering zou zijn verjaard.
Het Gerecht heeft geoordeeld dat er geen bewijs is geleverd dat ING verjaringsstuitende handelingen heeft verricht. De aanmaningen die ING heeft verstuurd, zijn niet op het juiste adres bezorgd, en er is geen bewijs van ontvangst overgelegd. Hierdoor heeft het Gerecht geoordeeld dat de vordering van ING is verjaard en deze zal worden afgewezen. ING is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 11 januari 2017 door mr. A.H.M. van de Leur.