ECLI:NL:OGEAA:2017:301

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
4 mei 2017
Zaaknummer
A.R. 2291 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake geldlening en betalingsverplichtingen met betrekking tot anticipatie op nieuwe wetgeving

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap ISLAND FINANCE ARUBA N.V. (hierna: IFA) een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een overeenkomst van geldlening die op 28 mei 2014 is gesloten, waarbij de gedaagde een bedrag van IFA heeft geleend en zich verplichtte dit bedrag met rente terug te betalen. De gedaagde heeft echter niet voldaan aan de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit deze overeenkomst.

IFA vorderde veroordeling van de gedaagde tot betaling van Afl. 14.757,49, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde heeft aanvankelijk verweer gevoerd, maar refereerde zich uiteindelijk aan het oordeel van het gerecht. Het gerecht heeft vastgesteld dat de vordering van IFA voldoende onderbouwd was en dat de gedaagde in gebreke was met de nakoming van haar verplichtingen.

Het gerecht heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, waarbij het de redelijkheid van deze kosten heeft beoordeeld. De gedaagde had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van deze kosten, maar dit bezwaar werd niet verder onderbouwd. Het verzoek van de gedaagde om het maandelijkse loonbeslag te verlagen in anticipatie op nieuwe wetgeving werd afgewezen, omdat de nieuwe wetgeving nog niet van kracht was en de huidige regelgeving van toepassing bleef. De gedaagde werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van IFA werden begroot op een totaalbedrag van Afl. 4.608,37.

De uitspraak werd gedaan door mr. W.J. Noordhuizen op 26 april 2017, en de veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 26 april 2017
Behorend bij A.R. 2291 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
te Aruba,
EISERES, hierna ook te noemen: IFA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[gedaagde],
te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de referte op de rolzitting van 15 maart 2017 van [gedaagde].
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen hebben op 28 mei 2014 een overeenkomst van geldlening gesloten waarbij [gedaagde] van IFA een som geld heeft geleend onder de verplichting die som met rente terug te betalen.
2.2 [
gedaagde] heeft zich niet gehouden aan de uit de leningsovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen.
3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1
IFA vordert – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van Afl. 14.757,49, te vermeerderen met de overeengekomen rente per maand tot een maximum van Afl. 12.616,80 en vervolgens vermeerderd met de wettelijke rente, na het bereiken van dit bedrag, veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en met veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van de proceskosten waaronder de beslagkosten.
3.2
IFA grondt de vordering erop dat [gedaagde] toerekenbaar tekortkomt in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen en zij in verband daarmee incassokosten heeft gemaakt.
3.3 [
gedaagde] voert aanvankelijk verweer, thans refereert zij zich aan het oordeel van het gerecht.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
gedaagde] voert bij conclusie van antwoord aan dat haar echtgenoot ten behoeve van haar aflossingen heeft verricht.
4.2.
IFA heeft bij repliek gemotiveerd aangegeven dat de betalingen die [gedaagde] heeft gedaan, en waarvan zij bewijs heeft overgelegd bij het berekenen van het verschuldigde bedrag, zijn meegenomen. Hierop heeft [gedaagde] zich gerefereerd. Het verschuldigde komt daarmee als onvoldoende weersproken vast te staan. De vordering van IFA is opeisbaar en [gedaagde] is ook ingebreke in de nakoming van haar verbintenissen. De vordering is dan ook in na te melden zin toewijsbaar.
4.3
Ten aanzien van de buitengerechtelijke incassokosten overweegt het gerecht als volgt. [gedaagde] heeft bij haar antwoord bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de buitengerechtelijk incassokosten, echter heeft zij zich bij dupliek gerefereerd. Nu de inhoud niet verder wordt weersproken en voldoende aannemelijk is gemaakt dat IFA buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt die overigens redelijk voorkomen, is de vordering toewijsbaar met dien verstande dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen conform het nieuwe procesreglement (naar rato van 1,5 punt van het liquidatietarief), nu niet is gebleken dat toewijzing voor meer dan dit bedrag redelijk is.
4.4
Boek 7, titel 10, tweede afdeling, van de Landsverordening van 23 september 2016 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (AB 1989 no GT 100) in verband met een aantal onderwerpen die nog een regeling of aanpassing in het Burgerlijk Wetboek van Aruba behoeven (aanvulling Burgerlijk Wetboek van Aruba) waarin de beslagvrije voet, is geen geldend recht. Het ontwerp behelst bovendien een breuk met het huidige recht (artikel 7A:1614g lid 1 BW) zodat toepassing van het ontwerp bij wijze van anticipatie niet gerechtvaardigd is. Het verzoek van [gedaagde] om het maandelijkse loonbeslag te verlagen in anticipatie op de nieuwe wetgeving, zal gelet hierop worden afgewezen.
4.5 [
gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld, aan de zijde van IFA begroot op Afl. 750,00 aan griffierecht, Afl. 858,37 aan explootkosten en Afl. 3.000,- aan salaris gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan IFA van een bedrag van Afl. 14.757,49, te vermeerderen met de contractuele rente van 1,5% per maand vanaf 31 oktober 215 tot een maximum van Afl. 12.616,80 en vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom die op 28 mei 2019 nog open staat tot de dag waarop volledig zal zijn betaald, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 1.500,-;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van IFA worden begroot op Afl. 750,- aan griffierecht, Afl. 858,37 aan explootkosten en Afl. 3.000,- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 26 april 2017 in aanwezigheid van de griffier.