Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
‘verklaring werknemer:
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een geschil tussen een werknemer, aangeduid als verzoekster, en haar werkgever, aangeduid als verweerster. De verzoekster is op 19 augustus 2015 in dienst getreden bij de verweerster, die haar op 21 juli 2016 meedeelde dat de winkel naar een andere locatie moest verhuizen. De verzoekster heeft zich vervolgens op 19 oktober 2016 tot de Directie Arbeid & Onderzoek gewend, waar zij verklaarde dat zij op 21 juli 2016 zonder reden was ontslagen. De werkgever, verweerster, heeft echter gesteld dat er een mondelinge overeenkomst was bereikt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, waarbij de verzoekster haar rechten zou ontvangen.
De verzoekster heeft op 9 december 2016 de nietigheid van het ontslag ingeroepen en aanspraak gemaakt op loondoorbetaling. De verweerster heeft verweer gevoerd en verzocht om voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De rechter heeft de feiten en standpunten van beide partijen beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van een ontslag op staande voet, maar van een beëindigingsovereenkomst die door de verweerster nagekomen moest worden.
De rechter heeft de verzoekster in het gelijk gesteld en de verweerster veroordeeld tot betaling van een bruto bedrag van Afl. 3.326,93, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 december 2016. Daarnaast is de verweerster veroordeeld in de kosten van de procedure. De rechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de verweerster onmiddellijk moet voldoen aan de veroordelingen, ongeacht een eventuele hoger beroep.