ECLI:NL:OGEAA:2017:329

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 mei 2017
Publicatiedatum
9 mei 2017
Zaaknummer
K.G. 633 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grammaticale uitleg van het dictum in kort geding over arbeidsovereenkomst en dwangsom

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, heeft de naamloze vennootschap Post Aruba N.V. (hierna: Post) een kort geding aangespannen tegen een gedaagde, die eerder op staande voet was ontslagen. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 23 maart 2017 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 3 mei 2017 zijn beide partijen verschenen met hun gemachtigden. Post vorderde onder andere dat de gedaagde de executie van een eerdere beschikking van het Gerecht zou staken totdat onherroepelijk vaststaat dat de arbeidsovereenkomst nog bestaat. De gedaagde voerde verweer en vroeg om afwijzing van de vorderingen van Post.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de gedaagde was op 16 februari 2016 op staande voet ontslagen door Post. Op 14 februari 2017 had het Gerecht de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbonden, met een bepaling dat Post een billijkheidsvergoeding moest betalen aan de gedaagde in geval van ontbinding. De kern van het geschil lag in de uitleg van het dictum van deze beschikking, waarbij Post stelde dat er nog geen sprake was van ontbinding, omdat de arbeidsovereenkomst nog niet onherroepelijk was vastgesteld.

Het Gerecht oordeelde dat het spoedeisend belang van Post bij de vorderingen evident was. De rechter concludeerde dat de grammaticale uitleg van het dictum meebracht dat Post een billijkheidsvergoeding moest betalen op het moment dat er sprake was van ontbinding. Aangezien er nog geen ontbinding was, werd de vordering van Post toegewezen. De gedaagde werd veroordeeld tot het betalen van dwangsommen en de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 3 mei 2017 door mr. A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 3 mei 2017
Behorend bij K.G. 633 van 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
POST ARUBA N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Post,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. H.G. Figaroa,

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 23 maart 2017;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 3 mei 2017.
1.2
Post is ter zitting verschenen bij zijn gemachtigde. [gedaagde] is verschenen samen met zijn gemachtigde. De gemachtigden van partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - [gedaagde] mede aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, alsmede op grond van de inhoud van de overgelegde producties voorzover uitdrukkelijk naar verwezen en voorzover niet of onvoldoende bestreden, staat tussen partijen onder meer het volgende vast.
2.1.1
Post heeft [gedaagde] op 16 februari 2016 op staande voet ontslagen.
2.1.2
Het Gerecht heeft bij beschikking van 14 februari 2017 de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbonden. Het dictum van die beschikking vermeldt onder meer:
“-
ontbindt de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen met ingang van 1 maart 2017 indien en voorzover in rechte onherroepelijk komt vast te staan dat die overeenkomst nog steeds bestaat;
- bepaalt dat Post in geval van ontbinding een billijkheidsvergoeding gelijk aan 14 maanden (laatstelijk door [gedaagde] genoten) bruto maandsalaris dient te betalen aan [gedaagde];”.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Post vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. [gedaagde] beveelt de executie van de beschikking van dit Gerecht van 14 februari 2017 met als zaaknummer E.J. 3105 van 2016 (hierna: de beschikking) te staken en gestaakt te houden totdat onherroepelijk komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog steeds bestaat;
bepaalt dat [gedaagde] ten behoeve van Post een dwangsom verbeurt van
Afl. 5.000,-- voor iedere dag of deel daarvan dat [gedaagde] voormeld bevel niet opvolgt;
[gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
3.2 [
gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Post, met veroordeling van Post in de proceskosten.
3.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van Post bij haar vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
4.2
Partijen verschillen van mening over de uitleg van het hiervoor geciteerd weergeven deel van het dictum van de beschikking. In het licht van dat citaat wordt het volgende overwogen, waarbij voorop wordt gesteld dat rechterlijke uitspraken grammaticaal moeten worden uitgelegd.
4.3
Grammaticale uitleg van bedoeld citaat brengt mee dat Post een billijkheids-vergoeding dient te betalen aan [gedaagde] op het moment dat er sprake is van ontbinding van de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst. In casu is er nog geen sprake van ontbinding, nu nog niet onherroepelijk (bij rechterlijk gewijsde in een bodemzaak) vast is komen te staan dat die arbeidsovereenkomst nog steeds bestaat. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die een andere voorshandse uitleg kunnen dragen.
4.4
Bij de hiervoor geschetste stand van zaken valt met grote mate van zekerheid in een bodemprocedure het oordeel te verwachten dat de vorderingen van Post zullen worden toegewezen. Dat brengt met zich mee dat de thans door Post gevraagde voorziening zal worden gegeven als na te melden.
4.5
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet van [gedaagde] bij afwijzing van de vordering van Post ten opzichte van de belangen van Post bij toewijzing daarvan.
4.6
Dwangsommen zullen gematigd en gemaximeerd aan [gedaagde] worden opgelegd, omdat ook daarvan voldoende prikkel uitgaat naar [gedaagde] tot nakoming van dit vonnis.
4.7 [
gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Post, tot aan deze uitspraak begroot op
Afl. 450,-- aan griffierechten, Afl. 225,80 aan explootkosten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
- beveelt [gedaagde] om de tenuitvoerlegging van de tussen partijen gewezen beschikking van 14 februari 2017 te staken totdat onherroepelijk (bij rechterlijk gewijsde in een bodemzaak) komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog steeds bestaat;
- bepaalt dat [gedaagde] ten behoeve van Post een dwangsom van Afl. 500,-- verbeurt voor iedere dag of deel daarvan dat [gedaagde] voormeld bevel niet opvolgt, en bepaalt dat [gedaagde] te dezen maximaal Afl. 50.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, die tot aan de datum van deze uitspraak aan de kant van Post worden begroot op Afl. 450,-- aan griffierecht, Afl. 225,80 aan explootkosten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 3 mei 2017 in aanwezigheid van de griffier.