ECLI:NL:OGEAA:2017:33

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
11 januari 2017
Publicatiedatum
24 januari 2017
Zaaknummer
K.G. no. 2762 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding tussen Global Construction & Management N.V. en Italia Aruba Corporation N.V. inzake ontbinding van aannemingsovereenkomst en conservatoir beslag

In deze zaak, die op 11 januari 2017 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een kort geding tussen Global Construction & Management N.V. (hierna: Global) en Italia Aruba Corporation N.V. (hierna: Italia). Global heeft een vordering ingesteld tegen Italia, waarbij zij verzoekt om opheffing van een conservatoire beslag dat Italia onder de Aruba Bank heeft gelegd. Dit beslag is gelegd naar aanleiding van een aannemingsovereenkomst tussen partijen voor de bouw van een fabriekshal, waarbij Italia een aanbetaling heeft gedaan van Afl. 300.000,--. Italia heeft de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden, omdat Global niet tijdig aan haar verplichtingen voldeed. Global betwist echter dat de ontbinding rechtsgeldig is en stelt dat Italia geen recht had om het beslag te leggen.

Tijdens de zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de ingebrekestelling van Italia niet voldoet aan de eisen van een redelijke termijn, waardoor de ontbinding van de overeenkomst niet rechtsgeldig is. Het Gerecht heeft daarom de vordering van Global toegewezen en Italia bevolen om het beslag op te heffen. Tevens zijn er dwangsommen opgelegd aan Italia voor het niet opvolgen van dit bevel. Italia is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Global.

De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn bij ingebrekestellingen en de voorwaarden waaronder een ontbinding van een overeenkomst kan plaatsvinden. Het Gerecht heeft vastgesteld dat Italia niet kon volstaan met een termijn van minder dan 24 uur om aan haar verplichtingen te voldoen, wat heeft geleid tot de conclusie dat het beslag onterecht was.

Uitspraak

Vonnis van 11 januari 2017
Behorend bij K.G. no. 2762 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in kort geding van:
de naamloze vennootschap
GLOBAL CONSTRUCTION & MANAGEMENT N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna ook te noemen: Global,
gemachtigden: de advocaten mrs. A.M.N. Croes-Thijsen en H.S. Croes,
tegen:
de naamloze vennootschap
ITALIA ARUBA CORPORATION N.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna ook te noemen: Italia,
gemachtigde: de advocaat mr. M.G.A. Baiz.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van eis in reconventie, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de behandeling van de zaak ter terechtzitting van 8 december 2016.
1.2
Global is ter zitting verschenen bij haar gemachtigden, en Italia is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door dhr.[…] (directeur van Italia). Partijen hebben in conventie en in reconventie in twee termijnen het woord gevoerd - mede aan de hand van door hen overgelegde pleitnota’s, beiden voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

in conventie

2.1
Global vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. Italia gelast om binnen twee uren na de betekening aan Italia van dit vonnis het door Italia ten laste van Global gelegde conservatoire derdenbeslag onder de Aruba Bank op te heffen en Italia verbiedt om ten laste van Global elders beslag te leggen;
b. bepaalt dat Italia ten behoeve van Global een dwangsom verbeurt van
Afl. 5.000,-- voor ieder uur dat Italia voormelde last en voormeld verbod niet opvolgt;
c. Italia veroordeelt in de proceskosten.
2.2
Italia voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door Global verzochte, kosten rechtens.

2.3
Italia vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Global op straffe van verbeurte van dwangsommen beveelt, gebiedt en verbiedt zoals is omschreven in het petitum van haar conclusie van eis in reconventie.
2.4
Global voert verweer dat strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van Italia althans tot afwijzing van haar vorderingen.

2.5
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

in conventie

3.1
Vast staat tussen partijen het volgende. Krachtens een daartoe tussen partijen gesloten en bij hen genoegzaam bekende overeenkomst van aanneming van werk en een addendum daarop zou Global op “
turn-key” basis een fabriekshal bouwen voor de door Italia te betalen aanneemsom van Afl. 894.500,--. Van dat bedrag heeft Italia Afl. 300.000,-- bij vooruitbetaling voldaan aan Global als zijnde aanbetaling voor bouwfase 1, bestaande uit het construeren van de fundering en de door Global in het buitenland te plaatsen bestelling van de staal- en dakconstructie. Vast staat verder dat Italia bij brief van 20 september 2016 Global heeft gesommeerd om binnen minder dan 24 uur “
de swift transfer form” van de bestelling van de staal- en dakconstructie aan Italia te presenteren, bij gebreke waarvan Italia zou overgaan tot buitengerechtelijke ontbinding van voormelde aannemingsovereenkomst (hierna: de overeenkomst). Nadat Global geen opvolging heeft gegeven aan die sommatie, heeft Italia de overeenkomst (zo het Gerecht begrijpt) op 22 september 2016 buitengerechtelijk ontbonden. Nadat Italia daartoe op 23 september 2016 verlof van dit Gerecht had verkregen heeft zij bij exploot van 29 september 2016 ten laste van Global conservatoir derdenbeslag doen leggen onder de Aruba Bank voor een bedrag van Afl. 390.000,-- tot verhaal van haar beweerdelijke vordering op Global (bestaande uit voormeld reeds aan Global betaalde bedrag ad Afl. 300.000,--).
3.2
Ingevolge het eerste lid van artikel 705 Rv kan het Gerecht rechtdoende in kort geding een beslag op vordering van iedere belanghebbende (doen) opheffen. Die opheffing wordt ingevolge het tweede lid van voormeld artikel onder meer uitgesproken of bevolen indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. In het licht hiervan wordt het volgende overwogen.
3.3
Het Gerecht is voorshands van oordeel dat voormelde sommatie (annex ingebrekestelling) geen verzuim aan de zijde van Global heeft doen intreden, omdat die ingebrekestelling immers (en dienaangaande volgt het Gerecht Global) niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, nu een termijn van minder dan 24 uur om (alsnog) te presteren in de zin van het overleggen aan Italia van bedoelde “
swift transfer form” niet heeft te gelden als een redelijke termijn als bedoeld in het eerste lid van artikel 6:82 BW. Dat betekent dat Italia naar het voorlopig oordeel van het Gerecht recht noch titel had om tot ontbinding van de overeenkomst over te gaan, en dat er daarom geen uit de wet voortvloeiende verbintenis rust op Global tot terugbetaling aan Italia van het door haar vooruitbetaalde bedrag. Uit dit één en ander blijkt reeds (meer dan) summierlijk de ondeugdelijkheid van het door Italia ingeroepen recht waarvoor zij beslag heeft gelegd. De vordering van Global onder a. zal daarom worden toegewezen. Dwangsommen zullen gematigd en gemaximeerd worden opgelegd aan Italia. Alle overige conventionele stellingen van partijen kunnen - wat van de inhoud daarvan ook zij - onbesproken blijven, dit temeer omdat verder vast staat dat na voormelde (poging tot) ontbinding van de overeenkomst geen verdere rechtshandelingen zijn verricht door partijen tot ontbinding of opzegging van de overeenkomst.
3.4
Italia zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze conventionele procedure gevallen aan de zijde van Global, tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 225,80 =) Afl. 675,80 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigden.

3.5
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat Italia niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte. Het standpunt van Global, dat een reconventionele vordering als de onderhavige niet kan worden ingesteld vanwege het ontbreken van (voldoende) connexiteit met de conventionele vordering, is niet juist. Anders dan in een non-contentieuze procedure speelt in een contentieuze procedure als de onderhavige het connexiteitsvereiste geen rol met betrekking tot het mogen instellen van een reconventionele vordering. Het ontvankelijkheidsverweer van Global wordt verworpen.
3.6
Het spoedeisend belang van Italia bij haar vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
3.7
De vorderingen van Italia zijn gestoeld op de in conventie voorshands niet rechtsgeldig geoordeelde ontbinding van de overeenkomst. Nu dat het geval is valt naar het voorlopig oordeel van het Gerecht in een bodemprocedure het oordeel te verwachten dat de vorderingen van Italia zullen worden afgewezen. De thans door Italia verzochte voorzieningen zullen daarom worden afgewezen.
3.8
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet van Italia bij toewijzing van het door haar verzochte ten opzichte van de belangen van Global bij afwijzing daarvan.
3.9
Italia zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze reconventionele procedure gevallen aan de zijde van Global, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigden.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:

-beveelt Italia om binnen twee uren na de betekening aan Italia van dit vonnis het door Italia ten laste van Global gelegde conservatoire derdenbeslag onder de Aruba Bank op te heffen;
-bepaalt dat Italia ten behoeve van Global een dwangsom verbeurt van Afl. 1.000,-- voor ieder uur dat Italia voormeld bevel niet nakomt, met dien verstande dat Italia te dezen maximaal Afl. 500.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
-verbiedt Italia om op grond van het hiervoor onder 3.1 vermelde rechterlijk verlof elders ten laste van Global beslag te (doen) leggen;
-bepaalt dat Italia ten behoeve van Global een dwangsom verbeurt van Afl. 1.000,-- voor ieder uur dat Italia voormeld verbod niet opvolgt, met dien verstande dat Italia te dezen maximaal Afl. 500.000,-- aan dwangsommen kan verbeuren;
-veroordeelt Italia in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Global, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 675,80 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigden;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte;

-wijst af het door Italia verzochte;
-veroordeelt Italia in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Global, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 11 januari 2017.