ECLI:NL:OGEAA:2017:331

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 april 2017
Publicatiedatum
10 mei 2017
Zaaknummer
AUA201700197
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake vergunning tot tijdelijk verblijf in Aruba

In deze zaak heeft de verzoeker, een Italiaanse nationaliteit hebbende en verblijvend in Aruba, een verzoek ingediend om een vergunning tot tijdelijk verblijf te verkrijgen. Dit verzoek werd eerder door de minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ontwikkeling en Integratie afgewezen op 13 februari 2017, omdat de verzoeker tijdens een eerder verblijf in Aruba de toegestane verblijfsduur had overschreden. De verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 12 maart 2017 en heeft op 15 maart 2017 het gerecht verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 10 april 2017, waar zowel de verzoeker als de verweerder vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.

De rechter heeft overwogen dat de aantekening van de verweerder, waarin instemming met het verblijf van de verzoeker wordt aangegeven, aanleiding geeft tot gerede twijfel of de afwijzing van het verzoek in bezwaar stand zal houden. De rechter heeft daarom besloten om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij de verzoeker voor de toepassing van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering wordt behandeld alsof hij in het bezit is van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf. Tevens is bepaald dat het door de verzoeker gestorte griffierecht aan hem wordt teruggestort. Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth en uitgesproken op 24 april 2017.

Uitspraak

Uitspraak van 24 april 2017
AUA201700197
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[verzoeker], van Italiaanse nationaliteit,
verblijvend in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigden: de advocaten mr. G.B. Wever en mr. D.C. Lopez Paz,
gericht tegen:
de minister van Infrastructuur, Ruimtelijke Ontwikkeling en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M. van Wilgen (DIMAS).

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 13 februari 2017 heeft verweerder een verzoek van verzoeker om hem een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen om als
purchasing assistantbij [X] N.V. werkzaam te zijn afgewezen.
Op 12 maart 2017 heeft verzoeker daartegen bezwaar gemaakt.
Op 15 maart 2017 heeft verzoeker het gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 april 2017, waar verzoeker, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde Lopez Paz, en verweerder, vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde, zijn verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan, ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
2.2
Aan de afwijzing heeft verweerder ten grondslag gelegd dat verzoeker tijdens een vorig verblijf in Aruba de periode waarvoor hij toegelaten was, heeft overschreden (artikel 9, eerste lid, onder d, van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering). Daartoe heeft hij zich op het standpunt gesteld dat verzoeker op 15 september 2015 als toerist Aruba is ingekomen en na het verloop van de toegestane verblijfsduur niet is vertrokken en hij zich sindsdien zonder een geldige verblijfstitel in Aruba bevindt.
2.3
Aan het verzoek heeft verzoeker onder meer ten grondslag gelegd dat hij thans in aanmerking komt voor verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf, zodat na heroverweging van de afwijzing deze niet in stand zal blijven. Verzoeker heeft in dit verband een afschrift overgelegd van een brief van 31 oktober 2016, bij verweerder ingekomen op 31 januari 2017, waarin hij verweerder verzoekt
“to give me dispensation and to reconsider my request for a permit to stay in Aruba.”Daarop is door verweerder op 8 maart 2017 het volgende aangetekend: “DIR DIMAS. Gezien de situatie dezerzijds akkoord. Gaarne uw medewerking.”
2.4
Nu deze aantekening naar voorlopig oordeel dient te worden aangemerkt als inhoudende de instemming van verweerder met het verblijf van verzoeker hier te lande, bestaat op voorhand gerede twijfel of de afwijzing in bezwaar stand zal houden. Onder deze omstandigheden bestaat aanleiding tot het treffen van na te melden voorlopige voorziening.
2.5
Voor een proceskostenveroordeling bestaat in een voorlopigevoorziening-procedure geen wettelijke grondslag.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
 bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker,
[verzoeker], van Italiaanse nationaliteit, voor de toepassing van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering wordt behandeld als ware hij in het bezit van een geldige vergunning tot tijdelijk verblijf om werkzaam te zijn voor
[X] N.V, totdat is beslist op het door hem tegen de beschikking van verweerder van 13 februari 2017 gemaakte bezwaar;
 gelast dat het door verzoeker gestorte griffierecht ten bedrage van Afl. 25,-- aan hem wordt teruggestort.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 april 2017, in aanwezigheid van de griffier.