ECLI:NL:OGEAA:2017:333

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 april 2017
Publicatiedatum
10 mei 2017
Zaaknummer
L.A.R. nr. 509 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om dwangsom wegens niet-beslissen op bezwaar door bestuursorgaan

Op 24 april 2017 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, beiden wonend in Aruba, een verzoek hebben ingediend op basis van artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van het gerecht van 10 november 2014, waarin het beroep van verzoekers tegen een fictieve afwijzende beschikking op hun bezwaar gegrond werd verklaard. Verweerder, de minister van Justitie, was opgedragen om binnen drie maanden een reële beslissing te nemen op het bezwaar van verzoekers, maar heeft dit nagelaten. Hierdoor hebben verzoekers een verzoek ingediend om verweerder te verplichten alsnog een beslissing te nemen, met het opleggen van een dwangsom voor iedere dag dat verweerder in gebreke blijft.

Het gerecht overwoog dat bij het sluiten van het onderzoek niet was gebleken dat verweerder op het bezwaar van verzoekers had beslist. Het gerecht besloot dat verweerder binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van de uitspraak een reële beslissing moest nemen op het bezwaar van verzoekers. Tevens werd een dwangsom van Afl. 500,- per dag opgelegd, met een maximum van Afl. 25.000,-, voor het geval verweerder in gebreke blijft. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van rechtskundige bijstand aan verzoekers, begroot op Afl. 500,-, en werd de teruggave van het door verzoekers gestorte griffierecht van Afl. 25,- gelast. Deze uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Uitspraak van 24 april 2017
L.A.R. nr. 509 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek ex artikel 53 van
de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[verzoekers],
beiden wonend in Aruba,
VERZOEKERS,
gemachtigde: de advocaat mr. M.G.A. Baiz,
gericht tegen:
de minister van Justitie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.O. Senchi (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van dit gerecht van 10 november 2014, LAR nr. 1375 van 2014, heeft het gerecht het beroep van verzoekers tegen de fictieve afwijzende beschikking op hun bezwaar van 10 maart 2014 gegrond verklaard, deze fictieve beschikking vernietigd en verweerder opgedragen om uiterlijk binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van de uitspraak een reële beslissing te nemen op het bezwaar.
Op 11 maart 2015 hebben verzoekers onderhavig verzoek ex artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) ingediend.
Verweerder heeft op 6 juli 2015 een verweerschrift ingediend.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Lar kan, indien het bestuursorgaan niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet aan artikel 51, de wederpartij bij het gerecht een verzoek indienen tot toekenning van een vergoeding ten laste van het Land dan wel een verzoek om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak.
Ingevolge het tweede lid van voornoemd artikel kan bij de beslissing op dit verzoek worden bepaald dat het bestuursorgaan aan de wederpartij een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het in gebreke blijft aan de beslissing te voldoen. De tenuitvoerlegging kan geschieden overeenkomstig het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba.
2.2
Het verzoek strekt ertoe om verweerder door middel van het opleggen van een dwangsom overeenkomstig artikel 53, tweede lid, van de Lar te verplichten gevolg te geven aan de uitspraak van 10 november 2014.
2.3
Het gerecht overweegt dat bij het sluiten van het onderzoek niet is gebleken dat verweerder op het bezwaar van verzoekers heeft beslist. Verweerder heeft derhalve geen gevolg gegeven aan voormelde uitspraak van 10 november 2014. Het gerecht ziet hierin aanleiding om verweerder op te dragen om alsnog een reële beslissing op het bezwaar van verzoekers van 10 maart 2014 te nemen binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak, thans onder het opleggen van een dwangsom van Afl. 500,- per dag dat verweerder in gebreke blijft aan deze uitspraak te voldoen, met een maximum van Afl. 25.000,-.
2.4
Nu verzoekers met recht in beroep zijn gekomen en hierdoor noodzakelijke kosten hebben gemaakt door met een gemachtigde op te treden, zal verweerder in de kosten van dit geding worden veroordeeld, die begroot worden op een bedrag van Afl. 500,-.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
 bepaalt dat verweerder binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoekers van 10 maart 2014;
 bepaalt dat verweerder een dwangsom aan verzoekers verbeurt van Afl. 500,- per dag dat verweerder in gebreke blijft om na bovenvermelde termijn van drie maanden een reële beslissing te nemen, met een maximum van Afl. 25.000,-;
 veroordeelt verweerder tot betaling van de door verzoekers voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 500,-;
 gelast de teruggave van het door verzoekers gestorte griffierecht van Afl. 25,-.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag, 24 april 2017, in aanwezigheid van de griffier.