2.1Ingevolge artikel 15a, eerste lid, van de Ltv kan de Bank, indien naar haar oordeel een accountant of actuaris niet of niet meer de nodige waarborgen biedt dat hij zijn taak met betrekking tot een verzekeraar naar behoren zal kunnen vervullen, ten aanzien van deze accountant of actuaris bepalen dat hij niet langer bevoegd is de in deze landsverordening bedoelde verklaringen met betrekking tot die verzekeraar af te leggen.
Ingevolge het tweede lid maakt de Bank een besluit als bedoeld in het eerste lid, terstond bekend aan de desbetreffende verzekeraar.
Voor de toepassing van deze bevoegdheid heeft verweerder op 26 februari 2016 Richtlijnen vastgesteld. In paragraaf II.2, onder 2, van de Richtlijnen is, voor zover thans van belang, als volgt vermeld:
“For any appointment of, or change in external auditor, the Bank’s prior written approval is required. In case of change, the Bank should be informed on the reasons of the intended change.
The Bank will grant its approval if the external auditor complies with the requirements as stipulated in section 1 of the SOSIB and if there are no circumstances that, in the opinion of the Bank, would make the external auditor unfit for the assignment.
With regard to the independence in fact and in appearance of the external auditor, there may not be any material business interest between i) the insurance company, its management or a member thereof, its Supervisory Board or a member thereof, its direct or indirect shareholder, the management or a member thereof, Supervisory Board or a member thereof and ii) the external accountant, the accounting firm of the external account or a member/partner/employee thereof.
In light of the foregoing a statement from the insurance company and a statement from the accounting firm must be submitted stating that no such material business interest exists.
The Bank maintains at all times the right to revoke its approval if there are circumstances that in the opinion of the Bank justify such a revocation.”
Ingevolge artikel 19, tweede lid, aanhef en onder a, van de Nederlandse Wet op het accountantsberoep stelt de ledenvergadering van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants in ieder geval verordeningen vast met betrekking tot gedrags- en beroepsregels ten behoeve van een goede uitoefening van de werkzaamheden van accountants.
Ingevolge artikel 2 van de door de ledenvergadering van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants vastgestelde Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (hierna: de ViO), geldt deze verordening voor assurance-opdrachten waarop op basis van de gedrags- en beroepsregels van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden van toepassing zijn.
Ingevolge artikel 9 zijn de artikelen 6 tot en met 8 en 10 tot en met 46 niet van toepassing op betrekkingen tussen een in het buitenland gevestigd onderdeel van het netwerk of een daaraan verbonden persoon en:
a. een in het buitenland gevestigde verbonden derde;
b. een persoon verbonden aan een in het buitenland gevestigde verbonden derde,
als de eindverantwoordelijke accountant vaststelt dat identificatie en beoordeling van een bedreiging als gevolg van die betrekkingen en het nemen van een maatregel plaatsvindt aan de hand van regels die ten minste gelijkwaardig zijn aan de Code of Ethics.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, neemt de eindverantwoordelijke accountant bij het identificeren en beoordelen van omstandigheden als bedoeld in artikel 6, eerste lid, betrekkingen met een verbonden derde in aanmerking.
Ingevolge het tweede lid zijn de hoofdstukken 4 tot en met 7 en 9 tot en met 13 van overeenkomstige toepassing op betrekkingen met een verbonden derde als bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat voor:
a. ‘verantwoordelijke entiteit’ wordt gelezen: verantwoordelijke entiteit of verbonden derde;
b. ‘verantwoordelijke partij’ wordt gelezen: verantwoordelijke partij of verbonden derde.
Ingevolge artikel 34, eerste lid, is het verboden een assurance-opdracht uit te voeren als een lid van het assurance-team, de accountantseenheid of een ander onderdeel van het netwerk een voor ten minste een van de partijen materieel gezamenlijk zakelijk belang heeft met:
a. de verantwoordelijke partij;
b. haar management; of
c. een persoon belast met governance.
Ingevolge artikel 1 wordt in deze verordening en daarop berustende bepalingen, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder:
-
assurance-team:
a. opdrachtteam;
b. alle overige personen binnen de accountantseenheid of binnen een ander onderdeel van het netwerk van de accountantspraktijk die rechtstreeks invloed op de uitkomst van een assurance-opdracht kunnen uitoefenen. Hieronder wordt in ieder geval verstaan de persoon die:
1˚ aanbevelingen doet over de beloning van, toezicht houdt op of leiding geeft aan de eindverantwoordelijke accountant met betrekking tot de assurance-opdracht;
2˚ vaktechnische consulten geeft ten behoeve van de assurance-opdracht; of
3˚ de opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling van de nog niet afgeronde assurance-opdracht uitvoert; en
c. persoon die het periodieke intern kwaliteitsonderzoek van afgeronde assurance-opdrachten uitvoert.
-
verantwoordelijke partij:
verantwoordelijke persoon of verantwoordelijke entiteit.
- verbonden derde:
natuurlijk of rechtspersoon die feitelijk beleidsbepalend is in de verantwoordelijke entiteit, dan wel invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid van die verantwoordelijke entiteit, alsmede de huishouding waarin de verantwoordelijke entiteit feitelijk beleidsbepalend is, dan wel invloed van betekenis kan uitoefenen op het zakelijke en financiële beleid.