ECLI:NL:OGEAA:2017:345
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.E.B. de Haseth
- Rechtspraak.nl
Verzoek om dwangsom wegens niet tijdig nemen van beslissing op bezwaar door bestuursorgaan
Op 8 mei 2017 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.G. Kock, een verzoek indiende op basis van artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van het gerecht van 10 oktober 2016, waarin het beroep van verzoeker tegen een fictieve afwijzende beschikking op zijn bezwaar gegrond werd verklaard. Het gerecht had verweerder, de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie, opgedragen om binnen drie maanden een reële beslissing te nemen op het bezwaar van verzoeker. Echter, op het moment van de nieuwe uitspraak had verweerder geen beslissing genomen, wat aanleiding gaf voor verzoeker om een dwangsom te verzoeken.
Het gerecht overwoog dat, ingevolge artikel 53 van de Lar, indien het bestuursorgaan niet binnen de gestelde termijn voldoet, de wederpartij een verzoek kan indienen tot toekenning van een vergoeding of om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak. Het gerecht besloot dat verweerder binnen drie maanden na de uitspraak een reële beslissing moest nemen op het bezwaar van verzoeker, en dat er een dwangsom van Afl. 500,- per dag zou verbeuren voor elke dag dat verweerder in gebreke bleef, met een maximum van Afl. 25.000,-. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van rechtskundige bijstand aan verzoeker, begroot op Afl. 500,-, en werd de teruggave van het griffierecht van Afl. 25,- gelast.
Deze uitspraak benadrukt de verplichting van bestuursorganen om tijdig te beslissen op bezwaren en de mogelijkheid voor verzoekers om een dwangsom te vorderen wanneer deze verplichtingen niet worden nagekomen.