ECLI:NL:OGEAA:2017:345

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 mei 2017
Publicatiedatum
15 mei 2017
Zaaknummer
Aua201700020
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om dwangsom wegens niet tijdig nemen van beslissing op bezwaar door bestuursorgaan

Op 8 mei 2017 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.G. Kock, een verzoek indiende op basis van artikel 53 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van het gerecht van 10 oktober 2016, waarin het beroep van verzoeker tegen een fictieve afwijzende beschikking op zijn bezwaar gegrond werd verklaard. Het gerecht had verweerder, de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie, opgedragen om binnen drie maanden een reële beslissing te nemen op het bezwaar van verzoeker. Echter, op het moment van de nieuwe uitspraak had verweerder geen beslissing genomen, wat aanleiding gaf voor verzoeker om een dwangsom te verzoeken.

Het gerecht overwoog dat, ingevolge artikel 53 van de Lar, indien het bestuursorgaan niet binnen de gestelde termijn voldoet, de wederpartij een verzoek kan indienen tot toekenning van een vergoeding of om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak. Het gerecht besloot dat verweerder binnen drie maanden na de uitspraak een reële beslissing moest nemen op het bezwaar van verzoeker, en dat er een dwangsom van Afl. 500,- per dag zou verbeuren voor elke dag dat verweerder in gebreke bleef, met een maximum van Afl. 25.000,-. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van rechtskundige bijstand aan verzoeker, begroot op Afl. 500,-, en werd de teruggave van het griffierecht van Afl. 25,- gelast.

Deze uitspraak benadrukt de verplichting van bestuursorganen om tijdig te beslissen op bezwaren en de mogelijkheid voor verzoekers om een dwangsom te vorderen wanneer deze verplichtingen niet worden nagekomen.

Uitspraak

Uitspraak van 8 mei 2017
Aua201700020
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek ex artikel 53 van
de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
[verzoeker],
wonend in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:
de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER.

1.PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van dit gerecht van 10 oktober 2016, Lar nr. 1602 van 2016, heeft het gerecht het beroep van verzoeker tegen de fictieve afwijzende beschikking op het bezwaar van verzoeker van 21 maart 2016 gegrond verklaard, deze fictieve beschikking vernietigd en verweerder opgedragen om uiterlijk binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van de uitspraak een reële beslissing te nemen op het bezwaar.
Op 13 januari 2017 heeft verzoeker onderhavig verzoek ex artikel 53 van de Lar ingediend.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Lar kan, indien het bestuursorgaan niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet aan artikel 51, de wederpartij bij het gerecht een verzoek indienen tot toekenning van een vergoeding ten laste van het Land dan wel een verzoek om het bestuursorgaan te verplichten alsnog gevolg te geven aan de uitspraak.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, kan bij de beslissing op dit verzoek worden bepaald dat het bestuursorgaan aan de wederpartij een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het in gebreke blijft aan de beslissing te voldoen.
2.2
Het verzoek strekt ertoe om verweerder door middel van het opleggen van een dwangsom overeenkomstig artikel 53, tweede lid, van de Lar te verplichten gevolg te geven aan de uitspraak van 10 oktober 2016.
2.3
Het gerecht overweegt dat bij het sluiten van het onderzoek niet is gebleken dat verweerder op het bezwaar van verzoeker heeft beslist. Verweerder heeft derhalve geen gevolg gegeven aan voormelde uitspraak van 10 oktober 2016. Het gerecht ziet hierin aanleiding om verweerder op te dragen om alsnog een reële beslissing op het bezwaar van verzoeker van 21 maart 2016 te nemen binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak, thans onder het opleggen van een dwangsom van Afl. 500,- per dag dat verweerder in gebreke blijft aan deze uitspraak te voldoen, met een maximum van Afl. 25.000,-.
2.4
Nu verzoeker met recht in beroep is gekomen en hierdoor noodzakelijke kosten heeft gemaakt door met een gemachtigde op te treden, zal verweerder in de kosten van dit geding worden veroordeeld, die begroot worden op een bedrag van Afl. 500,-.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
 bepaalt dat verweerder binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van verzoeker van 21 maart 2016;
 bepaalt dat verweerder een dwangsom aan verzoeker verbeurt van Afl. 500,- per dag dat verweerder in gebreke blijft om na bovenvermelde termijn van drie maanden een reële beslissing te nemen, met een maximum van Afl. 25.000,-;
 veroordeelt verweerder tot betaling van de door verzoeker voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 500,-;
 gelast de teruggave van het door verzoeker gestorte griffierecht van Afl. 25,-.
Deze beslissing werd gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op maandag 8 mei 2017, in aanwezigheid van de griffier.