ECLI:NL:OGEAA:2017:371

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 mei 2017
Publicatiedatum
22 mei 2017
Zaaknummer
EJ nr. 921 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezag en omgangsregeling in een ouderschapsconflict met een minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de vader verzocht om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind met de moeder. De procedure is voortgevloeid uit een eerdere beschikking van 29 november 2016. De vader, die in persoon procedeerde, heeft zijn verzoek gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.M. Malmberg, heeft geen instemming gegeven voor gezamenlijk gezag. De Voogdijraad heeft op 13 maart 2017 een rapport ingediend waarin werd geconcludeerd dat er al vijf jaar geen communicatie tussen de ouders heeft plaatsgevonden en dat de moeder feitelijk het gezag alleen uitoefent. De Voogdijraad adviseerde om de moeder met het gezag te belasten, omdat gezamenlijk gezag zou leiden tot een onaanvaardbaar risico voor het kind.

Tijdens de zitting op 16 mei 2017 is vastgesteld dat er geen verbetering in de communicatie tussen de ouders te verwachten is. Het gerecht heeft geoordeeld dat het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag af te wijzen, omdat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. De omgangsregeling is vastgesteld, waarbij rekening is gehouden met de belangen van beide partijen en de minderjarige. De omgang zal gefaseerd worden opgebouwd, met specifieke tijden en locaties voor de omgang. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 16 mei 2017
behorend bij EJ nr. 921 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak tussen:
[naam vader],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de vader,
procederend in persoon,
en:
[naam moeder],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg.

1.DE PROCEDURE

De eerdere procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 29 november 2016. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het rapport van de Voogdijraad, ingediend op 13 maart 2017;
- de griffiersaantekeningen van de behandeling ter zitting van 4 april 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vader in persoon en de moeder in persoon bijgestaan door haar gemachtigde en namens de Voogdijraad, mevrouw A. Flanders en mevrouw D.K. Lejuez. De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Zoals in de beschikking van 29 november 2016 is overwogen, is het verzoek van de vader om gezamenlijk met de moeder belast te worden met het gezag over de minderjarige, gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt.
2.2
Voor het uitoefenen van het gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen en wel zodanig dat de kinderen niet klem of verloren raken tussen de ouders. De vraag die de rechter in dat kader onder meer dient te beantwoorden is of er een onaanvaardbaar risico voor het kind bestaat dat het klem of verloren zou raken tussen de ouders, indien zij het gezag gezamenlijk zouden uitoefenen.
2.3
De voogdijraad heeft in zijn rapport van 13 maart 2017 geconcludeerd dat ouders al 5 jaren geen enkele vorm van communicatie hebben. Verder hebben beide ouders geen initiatief genomen tot communicatie. De moeder wenst geen contact met de vader te hebben en voert feitelijk al 5 jaren het gezag alleen uit over de minderjarige.
Door de voogdijraad wordt geadviseerd om de moeder met het gezag te belasten, omdat de minderjarige bij gezamenlijk gezag klem zal raken.
2.4
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is duidelijk geworden dat partijen al geruime tijd niet in staat zijn tot onderlinge communicatie. Dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering zal komen, is niet aannemelijk geworden. Met de voogdijraad is het gerecht dan ook van oordeel dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige bij gezamenlijk gezag klem of verloren zal raken tussen de ouders. Het verzoek van de vader om gezamenlijk met de moeder met het gezag te worden belast zal daarom worden afgewezen.
Omgang
2.6
Bij de bepaling van de omgangsregeling, zal het gerecht rekening houden met de belangen van beide partijen en met de belangen van de minderjarige. Het gerecht stelt gelet hierop de hierna opgenomen omgangsregeling vast zoals vermeld in het rapport van de Voogdijraad.
2.7
De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst af het verzoek van de vader om gezamenlijk met de moeder belast te worden met het gezag,
bepaalt de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige, ingaande zondag 7 april 2017 als volgt:
- maand 1, op zondag bij Nepthalie Park van 16.00 - 18.00 uur,
- maand 2, op zondag bij Nepthalie Park van 14.00 - 18.00 uur,
- maand 3, op zondag bij Nepthalie Park van 10.00 – 18.00 uur,
- de omgang zal opgebouwd worden en partijen zullen onderling andere en verdere invulling geven,
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, ter zitting van 16 mei 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.