ECLI:NL:OGEAA:2017:379

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 mei 2017
Publicatiedatum
23 mei 2017
Zaaknummer
A.R. 222 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige aandelenoverdracht en verhaalsmogelijkheden in civiele procedure

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, staat de onrechtmatige aandelenoverdracht centraal. Eiser, wonende in Nederland, heeft een vordering ingesteld tegen gedaagden, waaronder twee natuurlijke personen en de vennootschap Vriecon Constructie N.V., vanwege een vaststellingsovereenkomst uit 2003. Deze overeenkomst verplichtte gedaagden tot betaling van een bedrag van EUR 1.169.500,00 aan eiser, maar gedaagden hebben in de loop der jaren slechts gedeeltelijk aan deze verplichting voldaan. Eiser stelt dat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door hun aandelen in Vriecon te verkopen aan een buitenlandse vennootschap, waardoor zijn verhaalsmogelijkheden zijn gefrustreerd.

De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder verzoekschriften en pleitnota's. Eiser vordert een hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling van EUR 628.396,92, vermeerderd met wettelijke rente. Gedaagden betwisten de vordering en stellen dat er geen sprake is van onrechtmatig handelen, omdat de waarde van de aandelen in Vriecon in 2008 aanzienlijk lager was dan door eiser gesteld.

De rechter oordeelt dat de aandelenoverdracht onrechtmatig is, omdat deze heeft plaatsgevonden zonder dat er een rechtens te respecteren belang mee gemoeid was. De rechter gelast een comparitie van partijen om meer inzicht te krijgen in de verhaalsmogelijkheden van eiser en om te onderzoeken of partijen tot een schikking kunnen komen. De uitspraak is gedaan op 17 mei 2017 door mr. Y.M. Vanwersch.

Uitspraak

Vonnis van 17 mei 2017
Behorend bij A.R. 222 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te Nederland,
domicilie kiezende ten kantore van zijn gemachtigde,
eiser, hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. W.G.T.M. Kloes,
tegen:
1.[gedaagde sub 1],
2.[gedaagde sub 2],
wonende te Aruba
3.De naamloze vennootschap
VRIECON CONSTRUCTIE N.V.
gevestigd te Aruba,
gedaagden, hierna te noemen:
sub 1. : [gedaagde sub 1];
sub 2. : [gedaagde sub 2];
sub 3. : Vriecon,
daar waar gedaagden tezamen worden bedoeld, zullen zij [gedaagden] worden genoemd.
gemachtigde: aanvankelijk mr. M. Bemer, thans mr. G. de Hoogd.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
- de akte uitlating producties aan de zijde van [eiser];
- de schriftelijke pleitnota’s van beide gemachtigden.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 22 december 2003 is tussen [eiser], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen, waarbij [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] (onder meer) een bedrag ad EUR 1.169.500,00 aan [eiser] dienden te betalen, in termijnen van EUR 100.000,00, waarvan de laatste uiterlijk op 20 december 2005 diende plaats te vinden.
2.2
Op grond van de vaststellingsovereenkomst heeft [gedaagde sub 2] tot 2007 meerdere betalingen gedaan aan [eiser].
2.3
Bij brief van 2 juli 2010 heeft [gedaagde sub 2] tevergeefs getracht de vaststellingsovereenkomst te ontbinden cq vernietigen.
2.4 [
eiser] heeft op 3 februari 2011 aan het gerecht in eerste aanleg te Aruba toestemming verzocht om beslag te leggen op de aan [gedaagde sub 2] toebehorende aandelen in Vriecon Constructie N.V. 60% van deze aandelen stond op naam van [gedaagde sub 2], 40% op naam van [gedaagde sub 1].
2.5
Beslaglegging bleek niet mogelijk te zijn, omdat de aandelen in 2008 waren overgedragen aan ‘Euro Proporties Ltd’ te Belize.
2.6
Op 3 maart 2011 heeft [eiser] conservatoir beslag gelegd op de aan [gedaagde sub 2] toebehorende onverdeelde helft van een perceel eigendom met daarop een woonhuis, plaatselijk bekend als [perceel nummer A]. Het beslag is gelegd voor een vordering belopend tot Afl. 2.150.000,00.
2.7
Een perceel, plaatselijk bekend als [perceel nummer B] is door Vriecon in mei 2013 verkocht voor Afl. 1.750.000,00.
2.8
Bij vonnis d.d. 15 oktober 2014 is [gedaagde sub 2] uit hoofde van de hiervoor vermelde vaststellingsovereenkomst veroordeeld tot betaling aan [eiser] van een bedrag ad EUR 852.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2007 tot de dag der voldoening.
2.9
Bij arrest van 22 maart 2016 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Aruba, Curacao, Bonaire, Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius het vonnis van 15 oktober 2014 van het GEA bekrachtigd.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde sub 2] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van EUR 628.396,92 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2008 althans de dag der dagvaarding, met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 2] c.s. tot vergoeding van de proceskosten.
3.2 [
eiser] grondt de vordering erop dat [gedaagde sub 2] c.s. onrechtmatig jegens hem hebben gehandeld, doordat zij een schijnconstructie zijn aangegaan met betrekking tot de aandelen in Vriecon. Volgens [eiser] is er geen sprake geweest van een reële overdracht, met een reële overnamesom. Door deze schijnconstructie is [eiser] benadeeld in zijn verhaalsmogelijkheden. Uitgaande van een taxatiewaarde van het onroerend goed te [perceel nummer B] in 2008 van Afl. 2.038.000.00, houdt [eiser] het ervoor dat de waarde van de aandelen in Vriecon gelijk is aan de waarde van dit onroerend goed in 2008. Nu [gedaagde sub 2] 60% van de aandelen in Vriecon hield, bedraagt de schade die [eiser] door zijn onrechtmatig handelen lijdt, 60% van de taxatiewaarde zijnde Afl. 1.222.800,00 of in EUR 628.396,92. Voorts acht [eiser] het onrechtmatig dat [gedaagde sub 2] voorafgaande aan de verkoop van [perceel nummer B] de ‘Stichting Pensioenfonds Vriecon Constructie’ heeft opgericht. [eiser] vermoedt dat de opbrengst van de verkoop van [perceel nummer B] volledig ten goede is gekomen aan deze stichting, terwijl [gedaagde sub 2] wist dat hij [eiser] diende te betalen.
3.3 [
gedaagde sub 2] c.s. voeren - samengevat - het volgende verweer.
Er is geen sprake van onrechtmatig handelen jegens [eiser]. De aandelen zijn begin 2008 verkocht aan Euro Properties Ltd, terwijl [gedaagde sub 2] eerst in 2010 een beroep deed op de vernietigbaarheid van de vaststellingsovereenkomst. Daar komt bij dat de waarde van de aandelen in Vriecon niet correct is vastgesteld. De waarde van de aandelen in Vriecon in 2008 bedroeg slechts AWG 464.053,00 en het aandeel van [gedaagde sub 2] was slechts 60% hiervan. Feitelijk waren de aandelen in Vriecon waardeloos, omdat Vriecon geen toekomstige kasstromen meer had, aangezien [gedaagde sub 2] bijna met pensioen ging. [eiser] heeft bovendien een titel voor het bedrag ad EUR 852.000,00 en niet valt in te zien op grond waarvan [eiser] aanvullend aanspraak zou kunnen maken op een bedrag ad EUR 628.396,92. Voor [gedaagde sub 1] geldt voorts nog dat zij ten tijde van de overdracht in 2008 geen bestuurder was van Vriecon.

4.DE BEOORDELING

4.1
De kern van het onderhavige geschil betreft de vraag of [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] onrechtmatig jegens [eiser] hebben gehandeld, door hun aandelen in Vriecon in 2008 middels een schijnconstructie te verkopen aan een buitenlandse vennootschap.
4.2
Deze vraag wordt bevestigend beantwoord, indien door de aandelenoverdracht het verhaal van [eiser] op [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 1] illusoir is geworden. Indien [eiser] echter ook andere mogelijkheden tot verhaal heeft, is de aandelenoverdracht - zelfs indien er sprake is van een schijnconstructie - niet zonder meer onrechtmatig jegens hem.
4.3 [
eiser] stelt dat [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 1] en Vriecon onrechtmatig hebben gehandeld, door de aandelen van Vriecon over te dragen aan een buitenlandse vennootschap. [eiser] heeft onweersproken gesteld dat hij in 2007 aangedrongen had op de verkoop van [perceel nummer B], zodat het restant van zijn vordering uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst op [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] uit de opbrengst van de verkoop voldaan zou kunnen worden. Kort hierna hebben [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] 100% van hun aandelen in Vriecon overgedragen aan een buitenlandse vennootschap. Ondanks het herhaalde verzoek van [eiser], hebben [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] tot op heden geen opheldering verschaft omtrent de reden/noodzaak van deze aandelenoverdracht, noch hebben zij informatie verschaft over de prijs die zij voor de aandelen hebben gekregen. Dit nalaten doet vermoeden dat er daadwerkelijk sprake was van een schijnconstructie, uitsluitend bedoeld om verhaal van [eiser] te frustreren.
4.4
Dit geldt ook voor het storten van de opbrengst van [perceel nummer B] in de ten behoeve van [gedaagde sub 2] opgerichte pensioenstichting. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] wisten immers dat zij meer dan 1 miljoen euro (hoofdsom vermeerderd met wettelijke rente) verschuldigd waren aan [eiser] en hebben er desalniettemin voor gekozen om uitsluitend hun eigen belangen te behartigen.
4.5
In het licht van de geschetste feiten en omstandigheden acht het gerecht zowel de aandelenoverdracht - nu wegens gebrek aan andersluidende informatie aangenomen dient te worden dat dit heeft plaats gevonden zonder dat hier een rechtens te respecteren belang mee gemoeid was - als het wegsluizen van de opbrengst van de verkoop van [perceel nummer B] in de kort daarvoor opgerichte pensioenstichting ten behoeve van [gedaagde sub 2], een geslaagde poging om verhaal van [eiser] op de aandelen in Vriecon illusoir te maken. Deze handelwijze van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] is naar het oordeel van het gerecht jegens [eiser] onzorgvuldig en derhalve onrechtmatig, aangezien [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] wisten dat [eiser] nog een aanzienlijke vordering op hen had. De stelling van [gedaagde sub 1] dat zij pas na de aandelenoverdracht bestuurder van Vriecon werd, leidt niet tot een ander oordeel. Zij was immers tezamen met [gedaagde sub 2] 100% aandeelhouder van Vriecon en zij heeft tezamen met [gedaagde sub 2] in 2003 de vaststellingsovereenkomst ondertekend. Aldus dient aangenomen te worden dat [gedaagde sub 1] bekend was met de vordering van [eiser]. Door de overdracht van haar belang in Vriecon heeft ook [gedaagde sub 1] jegens [eiser] onrechtmatig gehandeld. Gesteld noch gebleken is dat Vriecon als vennootschap ook
zelfstandigonrechtmatig heeft gehandeld. Dit heeft tot gevolg dat de vordering jegens Vriecon afgewezen wordt.
4.6 [
eiser] stelt dat zijn schade ten gevolge van het onrechtmatige handelen van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] gelijk is aan 60% van de waarde van het onroerend goed, plaatselijk bekend als [perceel nummer B], in 2008. Het gerecht kan [eiser] in deze redenering niet volgen. De waarde van de aandelen van Vriecon is gelijk te stellen aan de waarde van het onroerend goed dat op naam van de vennootschap stond. Om de waarde van een onderneming vast te stellen worden een aantal methoden gebruikt, zoals:
  • De liquidatiewaarde
  • De intrinsieke waarde
  • De goodwill-methode
  • De Rentabiliteitswaarde
  • De Verbeterde rentabiliteitswaarde
  • De Discount Cash Flow Methode (DCF-methode)
  • De Adjusted Present Value Methode
4.7
Uit de door [gedaagde sub 2] c.s. overgelegde brief van 29 april 2016 van [naam accountancy] (productie 3 bij conclusie van antwoord) volgt dat hij gekozen heeft om de
intrinsieke waardevan Vriecon te bepalen. Deze heeft de register accountant berekend door de waarde van het eigen vermogen per 31 december 2007 te vermeerderen met de stille reserves en verliezen. Het eigen vermogen bedroeg volgens de jaarrekening 2007 AWG 34.548,00 negatief. De aanwezige stille reserves bevonden zich in het vastgoed gelegen te [perceel nummer B]. Op basis van de financiële administratie van Vriecon, alsmede de gerealiseerde verkoop van het vastgoed in 2013 heeft de register accountant berekend dat de intrinsieke waarde van de onderneming per 31 december 2007 AWG 429.505,00 bedroeg. Nu [eiser] de deskundigheid van de registeraccountant [naam accountant] niet heeft betwist en er gebruik is gemaakt van een erkende methode om de waarde van de aandelen vast te stellen, wordt uitgegaan van de juistheid van deze berekening. Dit heeft tot gevolg dat het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] tot een
pretenseschade heeft geleid van maximaal AWG 429.505,00.
4.8
Of [eiser] deze schade ook daadwerkelijk heeft geleden of lijdt is evenwel onduidelijk. [gedaagde sub 2] c.s. hebben onweersproken gesteld dat [eiser] conservatoir beslag heeft gelegd op de woning van [gedaagde sub 2] te [perceel nummer A] ten belope van een vordering van ruim AWG 2 miljoen. [eiser] beschikt over een executoriale titel ten aanzien van zijn vordering uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst en op grond van het bepaalde in artikel 704 Rv gaat het conservatoire beslag over in executoriaal beslag, mits de verkregen titel aan de beslagene is betekend.
4.9
Alvorens verder te beslissen wenst het gerecht nader geïnformeerd te worden over het door [eiser] gelegde beslag en zijn reële verhaalsmogelijkheden op dit onroerend goed cq zijn mogelijkheid tot verhaal op eventuele andere onroerende en of roerende goederen die op naam van [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 1] staan. Hiertoe zal een comparitie van partijen worden gelast op hieronder te vermelden dag en uur. De comparitie zal tevens dienen om te onderzoeken of partijen mogelijk op een of meerdere onderdelen tot een schikking kunnen komen.
4.1
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

de rechter in dit gerecht:
5.1
gelast een comparitie van partijen op
woensdag 14 juni 2017 om 10.00 uur;
5.2
bepaalt dat [eiser], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] in persoon, dan wel vertegenwoordigd door hun gemachtigden dienen te verschijnen;
5.3
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 17 mei 2017 in aanwezigheid van de griffier.