ECLI:NL:OGEAA:2017:382

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 mei 2017
Publicatiedatum
23 mei 2017
Zaaknummer
A.R. nr. 1670 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure inzake geldleningsovereenkomst tussen Aruba Bank N.V. en gedaagden

In deze civiele procedure, aangespannen door Aruba Bank N.V., is het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 17 mei 2017 tot een uitspraak gekomen. De zaak betreft een geldleningsovereenkomst waarbij Aruba Bank vordert dat de gedaagden hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van Afl. 13.584,40, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagden, waarvan één niet verschenen is en de ander in persoon procedeert, hebben verweer gevoerd tegen de vordering van Aruba Bank.

De procedure is gestart met een tussenvonnis op 18 januari 2017, waarin een comparitie van partijen is gelast. Tijdens de zitting op 17 februari 2017 heeft Aruba Bank zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, mr. W.G.T.M. Kloes, en mr. J.A. Saade. De gedaagden hebben hun standpunten naar voren gebracht, waarbij gedaagde sub 2 verweer heeft gevoerd tegen de vordering van Aruba Bank.

Het Gerecht heeft in zijn beoordeling de eerder gemaakte overwegingen herbevestigd en de vordering van Aruba Bank toegewezen. De rechter heeft vastgesteld dat de door Aruba Bank overgelegde aanmaning binnen het bereik van artikel 63a Rv valt, en dat er geen feiten zijn gesteld die een ander oordeel rechtvaardigen. De gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op Afl. 1.348,10 aan oproepkosten en griffierecht, en Afl. 2.000,-- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 17 mei 2017
Behorend bij A.R. nr. 1670 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ARUBA BANK N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: Aruba Bank,
gemachtigde: de advocaat mr. W.G.T.M. Kloes,
tegen:

1.[gedaagde sub 1],

wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde sub 1],
niet verschenen,

2.[gedaagde sub 2],

wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde sub 2],
procederend in persoon,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [gedaagden],
gedaagden.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 18 januari 2017 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De ingevolge dat vonnis gelaste comparitie van partijen na antwoord heeft plaatsgevonden op 17 februari 2017. Aruba Bank is toen ter zitting verschenen bij haar gemachtigde (voor wie mr. J.A. Saade heeft geoccupeerd), die werd vergezeld door onder meer [naam] (
manager retail special assetsbij Aruba Bank). De verschenen partijen hebben over en weer het woord gevoerd, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen. Aruba Bank had ten behoeve van de zitting tijdig nadere producties ingediend, die tijdig door [gedaagde sub 2] zijn ontvangen.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Aruba Bank vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt:
-om aan Aruba Bank te betalen Afl. 13.584,40, te vermeerderen met overeengekomen rente van 10,07% jaarlijks gerekend vanaf 1 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en voorts te vermeerderen met 15% aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
-in de proceskosten.
2.2
Anders dan de niet verschenen [gedaagde sub 1] voert [gedaagde sub 2] verweer dat strekt tot afwijzing van het door Aruba Bank verzochte.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing of uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE VERDERE BEOORDELING

3.1
Het Gerecht volhardt in zijn in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
3.2
Onder verwijzing naar rechtsoverweging 2.6 van het tussenvonnis zal het in hoofdsom door Aruba Bank verzochte inclusief de nevenvordering ter zake van overeengekomen rente worden toegewezen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld door [gedaagden] die een ander oordeel kunnen dragen.
3.3
In het midden kan blijven of partijen al dan niet vergoeding van kosten van verkrijging van voldoening buiten rechte zijn overeengekomen, reeds omdat die vordering naar het oordeel van het Gerecht feitelijke grondslag mist. Van belang is in dit verband dat vast komt te staan dat de werkzaamheden waarvan vergoeding wordt gevorderd zijn aan te merken als verrichtingen anders dan die ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak, waarvoor artikel 63a Rv een voorziening geeft. Onderbouwd gesteld noch gebleken is dat zulke werkzaamheden zijn verricht. De enkele door Aruba Bank overgelegde aanmaning valt zonder meer binnen het bereik van voormeld artikel.
3.4 [
gedaagden] zullen, als zijnde de in het ongelijk gestelde partijen, hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Aruba Bank, tot aan deze uitspraak begroot op (199,90 + 205,10 + 193,10 + 750,-- =) Afl. 1.348,10 aan oproepkosten en griffierecht en Afl. 2.000,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van liquidatietarief 4, ad Afl. 1.000,-- per punt).

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat hetgeen de één heeft betaald de ander bevrijdt, om aan Aruba Bank te betalen Afl. 13.584,40, te vermeerderen met overeengekomen rente van 10,07% jaarlijks gerekend vanaf 1 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
-veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat hetgeen de één heeft betaald de ander bevrijdt, in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Aruba Bank, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.348,10 aan oproepkosten en griffierecht en
Afl. 2.000,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 17 mei 2017 in aanwezigheid van de griffier.