In deze civiele zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de kostenveroordeling in het kader van een belastinggeschil centraal. Federal Express (Aruba) N.V. had een rechtszaak aangespannen tegen het Land Aruba, nadat de Raad van Beroep voor Belastingzaken op 7 maart 2013 het beroep van Federal Express tegen de opgelegde aanslagen winstbelasting over de jaren 1998 tot en met 2003/2004 gegrond had verklaard. De Raad vernietigde de aanslagen en verminderde deze tot de door Federal Express opgegeven belastbare winsten.
In de procedure vorderde Federal Express, na wijziging van eis, een verklaring voor recht dat het Land Aruba onrechtmatig had gehandeld en veroordeling tot betaling van een schadevergoeding van US$ 237.465,04, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Federal Express stelde dat de vernietiging van de aanslagen impliceerde dat het Land Aruba onrechtmatig had gehandeld, waardoor zij schade had geleden en kosten had moeten maken. Het Land Aruba voerde verweer en vorderde op zijn beurt dat Federal Express in de proceskosten werd veroordeeld.
De rechter oordeelde dat de gemaakte kosten van Federal Express, die verband hielden met de bijstand van externe deskundigen, onder artikel 6:96 lid 2 BW vielen. De rechter concludeerde dat er geen goede reden was om het systeem van forfaitaire proceskostenvergoeding, zoals dat in het bestuursrecht gebruikelijk is, niet ook in belastingzaken toe te passen. Uiteindelijk werd het Land Aruba veroordeeld tot betaling van Afl. 10.500, vermeerderd met wettelijke rente, terwijl Federal Express in de proceskosten werd veroordeeld, die op nihil werden begroot omdat het Land Aruba met eigen ambtenaren procedeerde. Het vonnis werd uitgesproken op 17 mei 2017.