ECLI:NL:OGEAA:2017:387

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 mei 2017
Publicatiedatum
23 mei 2017
Zaaknummer
K.G. no. 153 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over huurachterstand en contractueel uitgesloten verrekeningen

Op 17 mei 2017 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen Imburg Prestiga N.V. en Best Pizza Aruba N.V. De eiseres, Imburg, vorderde betaling van een huurachterstand van Afl. 6.727,50, vermeerderd met een boete van 10% en wettelijke rente, alsook een veroordeling tot betaling van de huur op de gebruikelijke betaaldag. De gedaagde, Best Pizza, voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vorderingen, dan wel verwijzing naar een bodemprocedure.

Tijdens de zitting op 8 maart 2017 zijn beide partijen verschenen met hun gemachtigden. Het Gerecht oordeelde dat er geen aanleiding was om de zaak naar een bodemprocedure te verwijzen, omdat er geen eenparig verzoek van partijen was gedaan. Het Gerecht stelde vast dat Best Pizza op basis van de huurovereenkomst geen recht had om te verrekenen met vorderingen die zij op Imburg zou hebben, aangezien verrekening contractueel was uitgesloten.

Het Gerecht oordeelde dat de vorderingen van Imburg naar verwachting in een bodemprocedure zouden worden toegewezen. Daarom werden de gevraagde voorzieningen toegewezen, inclusief de boete en wettelijke rente. Best Pizza werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Imburg waren begroot op Afl. 677,70 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen.

Uitspraak

Vonnis van 17 mei 2017
Behorend bij K.G. no. 153 van 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in kort geding van:
de naamloze vennootschap
IMBURG PRESTIGA N.V.,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: Imburg,
gemachtigde: de advocaat mr. R.C. Samuels,
tegen:
de naamloze vennootschap
BEST PIZZA ARUBA N.V.,
h.o.d.n.
DOMINO PIZZA,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Best Pizza,
gemachtigden: de advocaten mrs. G.F. Croes en M.G.A. Baiz.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van 8 maart 2017.
1.2
Imburg is ter zitting verschenen bij haar gemachtigde (tevens zijnde haar directeur). Best Pizza is eveneens verschenen bij haar gemachtigde mr. Croes voornoemd. De gemachtigden van partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - beiden mede aan de hand van overgelegde pleitnotities, beiden voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Imburg vordert dat het Gerecht - zo het begrijpt - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. Best Pizza veroordeelt tot betaling aan Imburg van de inmiddels ontstane huurachterstand, telkens te vermeerderen met de overeengekomen boete ad 10% over iedere onbetaald gelaten of niet volledig betaalde huurtermijn alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 24 januari 2017 (zijnde de dag der indiening van het inleidend verzoekschrift);
Best Pizza gebiedt om de volledige tussen partijen overeengekomen huur ad
Afl. 6.727,50 (inclusief wettelijke heffingen) maandelijks te betalen aan Imburg op de gebruikelijke betaaldag, totdat in een bodemprocedure anders zal zijn beslist;
te dezen enige andere juist voorkomende beslissing neemt;
Best Pizza veroordeelt in de proceskosten.
2.2
Best Pizza voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door Imburg verzochte, dan wel deze zaak te verwijzen naar een bodemprocedure, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het spoedeisend belang van Imburg bij zijn vorderingen ligt besloten in de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen. Het Gerecht ziet geen aanleiding om deze zaak naar een bodemprocedure te verwijzen. Dit klemt temeer omdat daartoe geen eenparig verzoek is gedaan door partijen in de zin van het bepaalde in het tweede lid van artikel 228 Rv.
3.2
Vast staat tussen partijen dat Best Pizza krachtens een daartoe tussen partijen gesloten huurovereenkomst het bij partijen genoegzaam bekende bedrijfspand huurt tegen een huurprijs van Afl. 6.500,-- maandelijks. Imburg heeft in dat licht onbestreden gesteld dat de tussen partijen geldende huurovereenkomst onder meer bepaalt dat de huur door Best Pizza voldaan moet worden “
without any compensation or deduction of whatever nature, except otherwise prior agreed upon in writing by parties”. Verrekening door Best Pizza van enige vordering van haar op Imburg met door Best Pizza te betalen huur is aldus contractueel uitgesloten, tenzij partijen verrekening nader overeenkomen.
3.3
Naar eigen zeggen van Best Pizza verrekent zij met ingang van januari 2017 telkens de beweerdelijke bij partijen genoegzaam bekende (al dan niet toekomstige) vorderingen van Best Pizza met de door Best Pizza aan Imburg te betalen huur ten belope van een bedrag van telkens Afl. 3.250,-- (oftewel met de helft van de huur). Gesteld noch is gebleken echter dat partijen deze contractueel uitgesloten verrekeningen nader zijn overeengekomen. Dat brengt met zich dat Best Pizza naar het voorshandse oordeel van het Gerecht recht noch titel heeft om te verrekenen zoals zij doet.
3.4
Reeds bij de hiervoor geschetste stand van zaken valt in een bodemprocedure het oordeel te verwachten dat de vorderingen van Imburg zullen worden toegewezen. Dat brengt met zich dat de thans door Imburg verzochte voorzieningen zullen worden toegewezen, en dat alle overige stellingen van partijen - wat van de inhoud daarvan ook zij - onbesproken kunnen blijven.
3.5
Best Pizza heeft de nevenvordering ter zake van overeengekomen boete ad 10% niet bestreden. Die vordering zal worden toegewezen als na te melden. De nevenvordering ter zake van wettelijke rente heeft Best Pizza evenmin bestreden, zodat ook die vordering zal worden toegewezen.
3.6
Afweging van de belangen van partijen maakt al het vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet aan de zijde van Best Pizza bij afwijzing van het door Imburg verzochte ten opzichte van de belangen van Imburg bij toewijzing daarvan.
3.7
Best Pizza zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Imburg, tot aan deze uitspraak begroot op
(450,-- + 227,70 =) Afl. 677,70 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-veroordeelt Best Pizza tot betaling bij wijze van voorschot aan Imburg van de vanaf januari 2017 ontstane huurachterstand, telkens te vermeerderen met de overeengekomen boete ad 10% over telkens het niet betaalde deel van de huur, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 24 januari 2017 tot aan de dag der algehele voldoening over de in januari 2017 ontstane huurachterstand en vervolgens telkens gerekend vanaf iedere dag der opeisbaarheid van verdere huurachterstanden ook weer tot aan de dag der algehele voldoening;
-gebiedt Best Pizza om de volledige tussen partijen overeengekomen huur ad Afl. 6.727,50 (inclusief wettelijke heffingen) maandelijks telkens te betalen aan Imburg op de gebruikelijke betaaldag, totdat in een bodemprocedure anders zal zijn beslist;
-veroordeelt Best Pizza in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Imburg, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 677,70 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 17 mei 2017.