Op 17 mei 2017 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen Imburg Prestiga N.V. en Best Pizza Aruba N.V. De eiseres, Imburg, vorderde betaling van een huurachterstand van Afl. 6.727,50, vermeerderd met een boete van 10% en wettelijke rente, alsook een veroordeling tot betaling van de huur op de gebruikelijke betaaldag. De gedaagde, Best Pizza, voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vorderingen, dan wel verwijzing naar een bodemprocedure.
Tijdens de zitting op 8 maart 2017 zijn beide partijen verschenen met hun gemachtigden. Het Gerecht oordeelde dat er geen aanleiding was om de zaak naar een bodemprocedure te verwijzen, omdat er geen eenparig verzoek van partijen was gedaan. Het Gerecht stelde vast dat Best Pizza op basis van de huurovereenkomst geen recht had om te verrekenen met vorderingen die zij op Imburg zou hebben, aangezien verrekening contractueel was uitgesloten.
Het Gerecht oordeelde dat de vorderingen van Imburg naar verwachting in een bodemprocedure zouden worden toegewezen. Daarom werden de gevraagde voorzieningen toegewezen, inclusief de boete en wettelijke rente. Best Pizza werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Imburg waren begroot op Afl. 677,70 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen.