ECLI:NL:OGEAA:2017:393

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
K.G. no. 793 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden en pensioenbeding in kort geding

In deze zaak, die voorligt bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een kort geding tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. H.G. Figaroa, en de publiekrechtelijke rechtspersoon Uitvoeringsorgaan Algemene Ziektekostenverzekering (AZV), vertegenwoordigd door mr. M.D. Tromp. De eiser, die in dienst was van AZV op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, heeft zijn A.O.V.-gerechtigde leeftijd bereikt en is van mening dat zijn arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd. De eiser vordert dat AZV hem met onmiddellijke ingang weer in dienst neemt en zijn loon doorbetaalt, terwijl AZV verweer voert en afwijzing van de vorderingen bepleit.

De procedure is gestart met een verzoekschrift en de mondelinge behandeling vond plaats op 11 mei 2017. De eiser heeft in 2012 aangegeven tot zijn 65-jarige leeftijd te willen werken, maar de arbeidsovereenkomst is met wederzijds goedvinden beëindigd per 1 april 2017. De eiser stelt dat de overeenkomst die deze beëindiging regelt in strijd is met de wet en daarom nietig is. AZV heeft de beëindiging van de arbeidsovereenkomst bevestigd en de eiser heeft een finale afrekening ontvangen.

Het Gerecht oordeelt dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is, omdat er sprake was van wilsovereenstemming tussen partijen. De eiser heeft geen zwaarwegender belangen die de toewijzing van zijn vorderingen rechtvaardigen, vooral gezien het feit dat hij al aanvullende pensioenuitkeringen ontvangt. Het Gerecht wijst de vorderingen van de eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten.

Uitspraak

Vonnis van 24 mei 2017 (bij vervroeging)
Behorend bij K.G. no. 793 van 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in kort geding van:
[naam eiser],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. H.G. Figaroa,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
UITVOERINGSORGAAN ALGEMENE ZIEKTEKOSTENVERZEKERING,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: AZV,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van donderdag 11 mei 2017.
1.2 [
eiser] is ter zitting verschenen samen met zijn gemachtigde. AZV is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door dhr. [naam X] (personeelsmanager bij AZV). De gemachtigden van partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - beiden mede aan de hand van overgelegde pleitnotities, die van AZV voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
eiser] is vanaf 1 mei 2000 krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst in loondienst getreden van AZV. Artikel 3 lid 4 van die overeenkomst vermeldt: “
Het dienstverband voor onbepaalde tijd eindigt van rechtswege, zonder dat opzegging vereist is, op de laatste dag van de kalendermaand waarin de werknemer de A.O.V.-gerechtigde leeftijd bereikt.”.
2.2 [
eiser] heeft in 2012 desgevraagd aan AZV te kennen gegeven tot zijn 65 jarige leeftijd te willen werken. Na door [eiser] voorgestelde en aangebrachte wijzingen daarin is hij akkoord gegaan met de hiervoor onder 2.2 geciteerde tekst van de nader door partijen gesloten overeenkomst.
2.3
De door partijen op 20 november 2012 gesloten overeenkomst met betrekking tot voormelde arbeidsovereenkomst vermeldt onder meer:

(…).
De in de aanhef genoemde arbeidsovereenkomst wordt met wederzijds goedvinden beëindigd met ingang van 1 april 2017. U ontvangt bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst al hetgeen u uit hoofde van de arbeidsovereenkomst en beëindiging hiervan toekomt.
(…).”.
2.4 [
eiser] heeft, na toekenning aan hem van het zogeheten “
flex-pensioen”, op 1 april 2017 de voor hem A.O.V. gerechtigde leeftijd (65-jaar) bereikt.
2.5
AZV heeft bij brief van 30 maart 2017 het einde per 1 april 2017 van de arbeidsovereenkomst van [eiser] bevestigd. Aan [eiser] werd op 5 april 2017 de finale afrekening op grond van (de beëindiging van) zijn arbeidsovereenkomst uitbetaald door AZV.
2.6
De aan AZV gerichte brief van (de gemachtigde van) [eiser] van 8 maart 2017 vermeldt - zakelijk weergegeven - onder meer:
‘De door [eiser] met AZV gesloten overeenkomst inhoudende dat zijn arbeidsovereenkomst bij het bereiken van zijn pensioengerechtigde leeftijd eindigt is in strijd met de op het moment van het sluiten van die overeenkomst geldende wet. Die overeenkomst is dientengevolge nietig. De arbeidsovereenkomst blijft na 1 april 2017 onverkort van kracht, waardoor de daaruit voortvloeiende verplichtingen in stand blijven.’.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiser] vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. AZV beveelt om [eiser] met onmiddellijke ingang te werk te stellen in de door hem bedongen functie conform het gebruikelijke rooster en tegen het gebruikelijke salaris, zulks op straffe van een door AZV ten behoeve van [eiser] te verbeuren dwangsom van Afl. 500,-- per dag indien AZV dit bevel niet opvolgt;
b. AZV veroordeelt om tegen kwijting aan [eiser] door te betalen zijn loon gerekend vanaf 1 april 2017 totdat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met wettelijke rente;
c. te dezen enige andere juist voorkomende subsidiaire beslissing neemt;
d. AZV veroordeelt in de proceskosten.
3.2
AZV voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [eiser] verzochte, kosten rechtens.
3.3
Voor zover van belang voor de beslissing, worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vorderingen ligt besloten in de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
4.2
Niet in geschil is tussen partijen dat het zogeheten hiervoor onder 2.1 geciteerde van de arbeidsovereenkomst van [eiser] deel uitmakende pensioenbeding ten tijde van het sluiten van die overeenkomst ingevolge rechtspraak van de Hoge Raad strijdig is met het bepaalde in het tweede lid van artikel 7A:1613x BW, en dat daaraan de wettelijke sanctie van het derde lid van dat artikel wordt verbonden. Die sanctie behelst dat voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [eiser] de bepalingen met betrekking tot arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd van toepassing zijn. Dat brengt met zich dat voor rechtsgeldige beëindiging door AZV van de arbeidsovereenkomst van [eiser] in beginsel opzegging is vereist met daartoe verkregen toestemming van de Directeur van de Directie Arbeid. De vraag is of de onder 2.3 vermelde nader door partijen gesloten overeenkomst, die naar het voorlopig oordeel van het Gerecht niet heeft te gelden als een vaststellingsovereenkomst, dit één en ander al dan niet anders maakt.
4.3
Naar het voorshandse oordeel van het Gerecht moet voormelde vraag bevestigend worden beantwoord. Met AZV is het Gerecht van oordeel dat het in het algemeen vrij staat aan partijen bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd (zoals die van [eiser]) om die met wederzijds goedvinden tegen een bepaalde datum te beëindigen. Zo’n afspraak maakt - anders dan [eiser] stelt - een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd naar het voorlopig oordeel van het Gerecht nog geen arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Tegen deze achtergrond heeft AZV niet of onbestreden gesteld dat er tussen partijen gave wilsovereenstemming en eensgezindheid bestond dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen met wederzijds goedvinden zou eindigen per 1 april 2017, welke wilsovereenstemming en eensgezindheid tot uiting komt in de hiervoor onder 2.3 geciteerde overeenkomst tussen partijen (bij de totstandkoming van de tekst waarvan [eiser] betrokken is geweest of inspraak heeft gehad). Eén en ander brengt met zich dat die overeenkomst niet binnen het (sanctie)bereik valt van het derde lid van artikel 7A:1613x BW. AZV hoefde aldus voor de beëindiging daarvan de tussen partijen gesloten overeenkomst niet langer op te zeggen, en evenmin behoefde AZV daartoe toestemming van de Directeur van de Directie Arbeid (zie het tweede lid sub b. van artikel 4 van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten in verbinding met het eerste lid van dat artikel).
4.4
Al het vorenstaande brengt mee dat in een bodemprocedure het oordeel valt te verwachten dat de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen. De thans door [eiser] verzochte voorzieningen zullen daarom worden afgewezen.
4.5
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegender belangen ziet van [eiser] bij toewijzing van het door hem verzochte ten opzichte van de belangen van AZV bij afwijzing daarvan. Dit klemt temeer omdat vast staat dat [eiser] reeds vanaf zijn 60ste maandelijks het bij AZV opgebouwde aanvullende pensioen geniet en daarnaast vanaf 1 april 2017 gerechtigd is tot het maandelijks door de overheid uit te keren ouderdomspensioen. Financieel gezien staat [eiser] aldus niet met lege handen.
4.6 [
eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van AZV, tot aan deze uitspraak begroot op
Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
- wijst af het door [eiser] verzochte;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van AZV, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en bij vervroeging in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 24 mei 2017.