In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, wonende in Aruba, een verzoek ingediend tot partiële ontbinding van een echtscheidingsconvenant dat op 25 november 2014 was gesloten. Eiser vorderde dat het Gerecht het convenant zou ontbinden voor wat betreft de toedeling van aandelen in Charnel N.V. aan gedaagde, die in Peru verblijft. Eiser stelde dat gedaagde verplicht was om hem gedurende vijftien jaar per kwartaal een bedrag van Afl. 20.000,-- te betalen, met een bijbehorende boeteclausule en verplichting tot verzekering. Gedaagde voerde verweer en concludeerde dat eiser niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek, althans dat het verzoek afgewezen moest worden.
Het Gerecht heeft het ontvankelijkheidsverweer van gedaagde verworpen en geoordeeld dat er geen gronden zijn gesteld of gebleken die zouden leiden tot niet-ontvankelijkheid van eiser. Het Gerecht heeft vervolgens de clausule in het convenant beoordeeld, die stelde dat het convenant alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden kan worden ontbonden. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de beweerdelijke tekortkomingen van gedaagde in de nakoming van haar verplichtingen niet voldoende zijn om haar beroep op de clausule onaanvaardbaar te maken. Bovendien was er geen bewijs dat de aandelen van eiser in Charnel N.V. aan gedaagde waren geleverd, waardoor eiser nog steeds zeggenschap had binnen de vennootschap.
Uiteindelijk heeft het Gerecht de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitgesproken op 24 mei 2017 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.