ECLI:NL:OGEAA:2017:411

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
E.J. 58 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsverhouding tussen een agent en een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid in het kader van een arbeidsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. David G. Kock, een verzoek ingediend tegen de vennootschap PAN-AMERICAN INSURANCE COMPANY OF ARUBA VBA (hierna: Palic), vertegenwoordigd door mr. G.W. Rep. Verzoeker vorderde betaling van Afl. 25.704,54, vermeerderd met wettelijke rente, en verzocht om verstrekking van salarisstrookjes, met veroordeling van Palic in de proceskosten. De kern van het geschil betreft de vraag of de rechtsverhouding tussen verzoeker en Palic gekwalificeerd dient te worden als een arbeidsovereenkomst of een agentuurovereenkomst.

De feiten van de zaak zijn als volgt: verzoeker heeft op 5 mei 2016 een ‘confidential personal data-formulier’ ingevuld en op 19 juli 2016 is een schriftelijke ‘career agent agreement’ tot stand gekomen. Deze overeenkomst bevatte bepalingen over commissie en een voorschot, maar niet over een arbeidsovereenkomst. Verzoeker beëindigde zijn werkzaamheden voor Palic op 22 november 2016. Tijdens de procedure heeft verzoeker gesteld dat hij recht heeft op betaling van salaris en niet genoten vakantiedagen, terwijl Palic verweer voerde tegen deze stellingen.

De rechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de overeenkomst tussen partijen niet kan worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst, omdat de afspraken in de ‘career agent agreement’ duidelijk maken dat verzoeker als agent zou werken en zijn inkomen afhankelijk zou zijn van de commissie. Het rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 7A:1613aa BWA, is niet van toepassing, omdat er een duidelijke schriftelijke overeenkomst bestaat. De rechter heeft het verzoek van verzoeker afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

Beschikking van 23 mei 2017
Behorend bij E.J. 58 van 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
Verzoeker
wonende te Aruba,
verzoeker, hierna ook te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: de advocaat mr. David G. Kock,
tegen:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
PAN-AMERICAN INSURANCE COMPANY OF ARUBA VBA
gevestigd te Aruba,
verweerster, hierna ook te noemen: Palic,
gemachtigde: de advocaat mr. G.W. Rep.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de behandeling ter zitting van 25 april 2017 en de daarvan gemaakte aantekeningen van de griffier.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 5 mei 2016 heeft [verzoeker] een ‘confidential personal data- formulier’ ingevuld, waarin hij aangeeft voor Palic te willen werken.
2.2
Op 19 juli 2016 is tussen partijen een schriftelijke ‘career agent agreement’ voor onbepaalde tijd tot stand gekomen. Hierin is bepaald dat de agent commissie krijgt, waarvan de hoogte afhankelijk is van het aantal afgesloten verzekeringen. Voorts zou [verzoeker] een voorschot krijgen van Afl. 3.000,00 per maand, mits hij 8 ‘Life Applications’ voor minimaal Afl. 8.000,00 en 8 ‘P.A. Applications’ voor minimaal Afl. 2.000,00 zou afsluiten.
2.3
Op 22 november 2016 heeft [verzoeker] zijn werkzaamheden voor Palic beëindigd.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
verzoeker] verzoekt bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad veroordeling van Palic tot betaling van Afl. 25.704,54 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2017, en Palic te bevelen salarisstrookjes te verstrekken op straffe van een dwangsom, een en ander met veroordeling van Palic tot vergoeding van de proceskosten.
3.2 [
verzoeker] grondt het verzoek erop dat hij werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst en nog recht heeft op betaling van zijn salaris en niet genoten vakantiedagen.
3.3
Palic voert hiertegen verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag of de rechtsverhouding tussen partijen gekwalificeerd dient te worden als een arbeids- of een agentuurovereenkomst.
4.2
Het bestaan van een arbeidsovereenkomst kan worden aangenomen indien [verzoeker] zich heeft verbonden gedurende zekere tijd tegen betaling van loon persoonlijk ten behoeve van Palic arbeid te verrichten.
4.3
Uit de tussen partijen tot stand gekomen ’career agent agreement’ volgt niet dat partijen beoogd hebben een arbeidsovereenkomst te sluiten. In deze overeenkomst wordt gesproken over commissie, die afhankelijk is van het aantal af te sluiten verzekeringen.
4.4 [
verzoeker] wijst op het rechtsvermoeden als bedoeld in artikel 7A:1613aa BWA, op grond waarvan vermoed wordt dat een werknemer die drie opeenvolgende maanden ten minste 20 uur per week werkzaamheden verricht, dit op basis van een arbeidsovereenkomst doet.
4.5
Artikel 7A:1613aa BWA (het aannemen van het rechtsvermoeden dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst) is bedoeld voor de situatie dat partijen géén concrete afspraken hebben gemaakt over de omvang en/of de duur van de werkzaamheden. De feitelijke situatie is dan doorslaggevend bij de beantwoording van de vraag hoe de rechtsverhouding geduid dient te worden. In casu is tussen [verzoeker] en Palic een schriftelijke overeenkomst (met amendement) tot stand gekomen, waaruit onmiskenbaar volgt dat [verzoeker] als
zelfstandig agentzou gaan werken en dat zijn inkomen afhankelijk zou worden van de commissie die hij zou ontvangen over de door hem afgesloten verzekeringen. Er was derhalve geen sprake van een onduidelijke situatie, omdat [verzoeker] van meet af aan wist dat er nimmer een arbeidsovereenkomst tussen hem en Palic zou bestaan. Desgevraagd verklaarde [verzoeker] ter zitting: ’ik verkoop verzekeringen, zij betalen mij commissie’. Ook verklaarde hij onomwonden, dat indien hij voldoende commissie gegenereerd zou hebben, hij deze procedure nimmer geëntameerd zou hebben. Ook hieruit volgt naar het oordeel van het gerecht dat [verzoeker] wist cq redelijkerwijs kon weten dat er geen sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen Palic en hem.
4.6 [
verzoeker] stelt voorts dat Palic fiscale inhoudingen heeft gedaan, hetgeen zijn stelling bevestigt dat hij werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst. Deze stelling vindt evenwel geen steun in de wet of jurisprudentie. Of er sprake is van een arbeidsovereenkomst hangt af van de vraag of voldaan is aan de criteria van artikel 7A:1613a BWA en niet van de vraag of er inhoudingen worden gedaan op het inkomen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaarde Palic dat zij als service voor de agenten, inhoudingen pleegt en namens hen afdraagt, zodat de agenten niet in de problemen komen. Dit heeft [verzoeker] niet weersproken, zodat ervan uit wordt gegaan dat op Palic geen verplichting rust om belasting en premies in te houden, maar dat zij de agenten slechts een dienst bewijst.
4.7
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek van [verzoeker] afgewezen wordt.
4.8 [
verzoeker] wordt nu hij in het ongelijk is gesteld in de kosten van de procedure veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
wijst het verzoek af;
5.2
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Palic worden begroot op Afl. 2.500,00 aan salaris van de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 23 mei 2017 in aanwezigheid van de griffier.