In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. David G. Kock, een verzoek ingediend tegen de vennootschap PAN-AMERICAN INSURANCE COMPANY OF ARUBA VBA (hierna: Palic), vertegenwoordigd door mr. G.W. Rep. Verzoeker vorderde betaling van Afl. 25.704,54, vermeerderd met wettelijke rente, en verzocht om verstrekking van salarisstrookjes, met veroordeling van Palic in de proceskosten. De kern van het geschil betreft de vraag of de rechtsverhouding tussen verzoeker en Palic gekwalificeerd dient te worden als een arbeidsovereenkomst of een agentuurovereenkomst.
De feiten van de zaak zijn als volgt: verzoeker heeft op 5 mei 2016 een ‘confidential personal data-formulier’ ingevuld en op 19 juli 2016 is een schriftelijke ‘career agent agreement’ tot stand gekomen. Deze overeenkomst bevatte bepalingen over commissie en een voorschot, maar niet over een arbeidsovereenkomst. Verzoeker beëindigde zijn werkzaamheden voor Palic op 22 november 2016. Tijdens de procedure heeft verzoeker gesteld dat hij recht heeft op betaling van salaris en niet genoten vakantiedagen, terwijl Palic verweer voerde tegen deze stellingen.
De rechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de overeenkomst tussen partijen niet kan worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst, omdat de afspraken in de ‘career agent agreement’ duidelijk maken dat verzoeker als agent zou werken en zijn inkomen afhankelijk zou zijn van de commissie. Het rechtsvermoeden van een arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 7A:1613aa BWA, is niet van toepassing, omdat er een duidelijke schriftelijke overeenkomst bestaat. De rechter heeft het verzoek van verzoeker afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld.