ECLI:NL:OGEAA:2017:426

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
12 juni 2017
Zaaknummer
231 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met vrijspraak poging tot doodslag in Arubaanse strafzaak

In deze Arubaanse strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de verdachte terecht voor de poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling van een vrouwelijke collega. De feiten vonden plaats op 10 januari 2017, toen de verdachte, na een reprimande van zijn supervisor, een mes ter hand nam en zijn collega meerdere keren stak. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. Tijdens de zitting op 5 mei 2017 werd de verdachte bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.S. Edwards.

De tenlastelegging omvatte meerdere steken in verschillende delen van het lichaam van het slachtoffer, met de intentie om haar van het leven te beroven. Echter, het gerecht oordeelde dat uit de medische gegevens niet kon worden afgeleid dat het letsel levensbedreigend was. De verwondingen waren oppervlakkig en er was geen bewijs dat de verdachte opzettelijk de dood van het slachtoffer wilde veroorzaken. Het gerecht sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, maar achtte de poging tot zware mishandeling wel bewezen.

De rechter hield rekening met de omstandigheden waaronder het delict was gepleegd, waaronder de emotionele toestand van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk, met de verplichting tot behandeling door een psycholoog of psychiater. Het gerecht benadrukte het belang van de behandeling om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 mei 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.S. Edwards.
De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw heeft het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
dat hij op 10 januari 2017 in Aruba, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, gewelddadig met een mes, althans een scherp voorwerp, heeft gestoken en/of gesneden
- een keer in een vinger van de rechter hand, althans in de rechterhand van die
[slachtoffer] en/of
- twee keren in de linker bovenarm (triceps) van die [slachtoffer] en/of
- een keer in het linker schouderblad, althans het bovenlichaam van die [slachtoffer]
en/of
- een keer in de rechter onderrug van die [slachtoffer],
in elk geval meermalen in het lichaam van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:259 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op 10 januari 2017 in Aruba, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, gewelddadig met een mes, althans een scherp voorwerp, heeft gestoken en/of gesneden
- een keer in een vinger van de rechter hand, althans in de rechterhand van die
[slachtoffer] en/of
- twee keren in de linker bovenarm (triceps) van die [slachtoffer] en/of
- een keer in het linker schouderblad, althans het bovenlichaam van die [slachtoffer]
en/of
- een keer in de rechter onderrug van die [slachtoffer],
in elk geval meermalen in het lichaam van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 2:275 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht kunnen volgen
dat hij op 10 januari 2017 in Aruba, opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld met een wapen, te weten een mes, althans een scherp voorwerp, zijnde een wapen als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Wapenverordening, immers heeft hij toen en aldaar opzettelijk gewelddadig met dat mes, althans dat scherp voorwerp, gestoken en/of gesneden
- een keer in een vinger van de rechter hand, althans in de rechterhand van die
[slachtoffer] en/of
- twee keren in de linker bovenarm (triceps) van die [slachtoffer] en/of
- een keer in het linker schouderblad, althans het bovenlichaam van die [slachtoffer]
en/of
- een keer in de rechter onderrug van die [slachtoffer],
in elk geval meermalen in het lichaam van die [slachtoffer], ten gevolge waarvan die [slachtoffer] lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(artikel 2:273 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

A.
Vrijspraak
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het primair tenlaste-gelegde heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken. Ter toelichting dient het volgende.
Vaststaande feiten
Op 10 januari 2017 heeft de verdachte - onder invloed van een door hem ervaren oplopende irritatie - gedurende diensttijd zijn vrouwelijke collega’s voor hoer uitgemaakt. Naar aanleiding van de opmerking van de verdachte heeft de dienstdoende supervisor hem een reprimande gegeven, dan wel hem - volgens de verdachte - ontslag aangezegd. De verdachte heeft, direct na het onderhoud met de supervisor, een mes ter hand genomen en daarmee een van de vrouwelijke collega’s vijf steekwonden toegebracht.
(Voorwaardelijk) opzet
Verdachte heeft erkend zijn collega met het mes te hebben gestoken, doch betwist dat hij de intentie heeft gehad haar te doden.
Uit de in het strafdossier voorhanden zijnde medische verklaring van de Spoed Eisende Hulp-afdeling van het Dr. Horacio E. Oduber Hospitaal volgt dat het slachtoffer steekwonden op haar rug (linker schouderblad ± 4 cm, linkerschouder ± 3 cm en onderrug rechts ± 2cm), een snijwond aan een vinger van de rechterhand en twee snijwonden aan haar linker bovenarm (over de triceps) heeft opgelopen. Ook volgt uit die verklaring dat het slachtoffer geen pneumothorax (klaplong) heeft opgelopen. Fotografische weergaven van de verwondingen aan de rug en de bovenarm van het slachtoffer zijn aan het dossier toegevoegd.
Het gerecht kan echter uit voormelde medische gegevens niet afleiden dat het aan dat slachtoffer toegebrachte letsel van zodanige aard en ernst was dat zij daaraan zou kunnen komen te overlijden. Immers, gegevens omtrent de diepte van de verwondingen ontbreken aan het dossier. Er wordt slechts een bepaalde afmeting bij de verwondingen vermeld, doch onduidelijk is of die afmetingen betrekking hebben op de diepte of de lengte van die verwondingen. Ook ontbreken aan het dossier de medisch-deskundige gegevens omtrent de kracht waarmee de verdachte zou hebben gestoken om de verwondingen bij het slachtoffer te kunnen veroorzaken. Evenmin is een verklaring voorhanden waarin een behandelend medisch deskundige aangeeft of zich op de plaatsen van het letsel andere vitale organen dan de longen bevinden. In meer vermelde medische verklaring wordt enkel melding gemaakt van het feit dat bij het slachtoffer geen pneumothorax is geconstateerd. Ten slotte wordt in de medische verklaring melding gemaakt van opname ter observatie van het slachtoffer, doch uit het strafdossier put het gerecht geen ondersteuning voor het feit dat deze opname ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en of behandeling noodzakelijk was.
Het gerecht concludeert, op grond van het vorenstaande, dat de verdachte het slachtoffer weliswaar letsel heeft toegebracht, maar dat dit letsel niet zodanig was dat het levensbedreigende gevolgen voor het slachtoffer met zich heeft kunnen brengen en dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte voorwaardelijk opzet moet hebben gehad op de dood van het slachtoffer.
Het gerecht is derhalve van oordeel dat het wettig en overtuigend bewijs voor verdachtes opzet - ook in voorwaardelijke zin - om het slachtoffer dodelijk letsel toe te brengen ont-breekt.
B. Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dat hij op 10 januari 2017 in Aruba, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, gewelddadig met een mes,
althans een scherp voorwerp,heeft gestoken en
/ofgesneden
- een keer in een vinger van de
rechterhand,
althans in de rechterhandvan die [slacht-
offer] en
/of
- twee keren in de linker bovenarm (triceps) van die [slachtoffer] en
/of
- een keer in het linker schouderblad,
althans het bovenlichaamvan die [slachtoffer]
en
/of
- een keer in de rechter onderrug van die [slachtoffer],
in elk geval meermalen in het lichaam van die [slachtoffer],terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
Voor zover de hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden aangeduid als ‘bijlage’, betreft het bijlagen bij het proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Divisie [divisie], administratienummer [administratienummer], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 7 maart 2017 gesloten en ondertekend door [verbalisant], brigadier bij voormeld korps.
Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit betrekking hebben.
Subsidiaire feit:
* De verklaring van de verdachte, op 5 mei 2017 afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting, voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
Hetgeen mij wordt tenlastegelegd klopt. Ik heb het mes dat aan het bedrijf toebehoort gepakt. Ik heb de collega met dat mes gestoken. Ik was op dat moment kwaad, maar het was niet mijn bedoeling haar te doden.
* Een proces-verbaal, bijlage V01-A, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 10 januari 2017 gesloten en getekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], respectievelijk brigadier en agent eerste klasse bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisanten, of van een van hen -, -zakelijk weergegeven-:
Op 10 januari 2017, omstreeks 21:04 uur, stuurde de […] Centrale Meldkamer […] de surveillance eenheid 1-6, met spoed naar [bedrijf] gelegen in de [straatnaam], alwaar een collega een andere met een mes had gestoken […].
Ter plaatse […] wezen twee manspersonen die als klant ter plaatse waren ons naar een man die op dat moment achter de toonbank stond. Tevens wezen zij ons in de richting naar het mes dat hij had gebruikt om zijn collega te steken. Dit lag op een tafel waar ze frisdranken hebben. De afstand van de tafel en de verdachte was binnen een meter.
Naar aanleiding van de summiere verklaring van de klanten heb ik, [verbalisant 2], omstreeks 22:10 uur, op heterdaad als verdacht van overtreding van artikelen 1:119 jo 2:259 c.q. 2:273 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba aangehouden de man die later bleek te zijn genaamd: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, [functie] ([bedrijf]), wonende [straatnaam] […] [nummer], te [district] op [woonplaats].
Meerdere collega’s kwamen ter plaatse om ons te ondersteunen […] en boden het slachtoffer medische hulp in afwachting van het personeel van de ambulance. Het slachtoffer bleek te zijn genaamd [slachtoffer], […], [functie] ([bedrijf]), […]. [slachtoffer] liep verwondingen aan haar rug en haar linker bovenarm.
Inbeslagname: Een keukenmes voorzien van een groen handvat. Het lemmet had een lengte van 25 cm en het handvat 15 cm.
* Processen-verbaal, bijlagen A-01 (met bijlagen) en A-03, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 11 januari 2017 en 23 januari 2017 gesloten en getekend door [verbalisant], brigadier bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de aangeefster [slachtoffer], -zakelijk weergegeven-:
Op 10 januari 2017 werd ik door mijn collega [verdachte]
(het gerecht begrijpt: de verdachte [verdachte])bij [bedrijf] te [district], verschillende keren met een mes gestoken. In het jaar 2012 begon ik bij [bedrijf] te werken. Ik had nooit problemen met een collega gekregen. Ongeveer vijf maanden geleden begon [verdachte] bij [bedrijf] te werken.
Op 10 januari 2017, omstreeks 16:00 uur, begon ik te werken. Ik moest als [naam functie] bij de “drive thru” werken. Als je als [naam functie] bij de “drive thru” werkt, moet je werkmaterialen bij de wasbak naast het kantoor van de supervisor, wassen. In de eerste uren van het werk was alles rustig. Op een gegeven moment hoorde ik [verdachte] aan de andere collega’s schreeuwen dat ze zich als hoeren gedroegen. Ik was op dat moment bij de wasbak. [verdachte] bleef woorden naar mij uiten. Op een gegeven moment zei [supervisor] aan [verdachte] dat hij een man is en dat hij geen problemen met vrouw moest zoeken. [verdachte] bleef doorpraten. Later had [supervisor] hem in zijn kantoor geroepen. Ik was enkele werkmaterialen bij de wasbak aan het wassen. Ik zag dat [verdachte] uit het kantoor kwam en dat hij een mes dat naast de wasbak lag, had gepakt. Het mes heeft een groene heft en wordt gebruikt om groenten te snijden. Ik zag de andere collega’s wegrennen. Plotseling hoorde ik [collega] mijn naam noemen. Toen ik mij omdraaide zag ik [verdachte] het mes richting mijn gezicht zwaaien. Hij stond vlak voor mij met het mes in handen. Mijn reactie was om mijn rechterhand voor mijn gezicht te zetten. Hierdoor had [verdachte] mij tussen mijn vinger van mijn rechterhand met het mes gestoken. Hierna trachtte ik weg te rennen. Terwijl ik aan het rennen was, voelde ik dat [verdachte] mij twee keren aan mijn linker bovenarm had gestoken. Ik ondervond hierdoor veel pijn aan mijn arm. Ik begon [supervisor] te roepen om mij te hulp te komen. Toen [supervisor] mij te hulp kwam, kreeg ik de kans om weg te rennen en naar het kantoor te gaan. [supervisor] had de deur van het kantoor op slot gedaan. [verdachte] bleef hard aan de deur kloppen en schoppen en was [supervisor] en mij aan het bedreigen. Later kwam de politie en ambulancedienst. De politie heeft hem aangehouden. Ik werd door de ambulancedienst behandeld. In de ambulance zei ik […] dat ik pijn aan mijn rug had. Zij hadden mijn rug gecontroleerd en zagen dat ik twee steekwonden aan mijn rug had. In totaal heb ik vijf steekwonden opgelopen.
Ik gaf [verdachte] geen aanleiding of reden om mij op zodanige manier te mishandelen. Door zijn mishandeling heb ik heel veel pijn opgelopen.
Op 10 januari 2017 werd ik door mijn collega [verdachte] verschillende keren met een mes mishandeld. (Met [verdachte] wordt de verdachte, [verdachte] bedoeld. Opmerking verbalisant.) [verdachte] had mij vijf keer met het mes gestoken. Door zijn handeling heb ik steeds pijn aan de verwondingen die ik had opgelopen. Ik ben nog steeds op Arbeids Ongeschiktheid (AO). De chirurg [chirurg] had mij verteld dat de verwondingen goed aan het helen waren.
* Een geschrift, te weten
een medische verklaring (no. [nummer]) van de SEH-afdeling van het Dr. Horacio E. Oduber Hospitaal, opgemaakt en ondertekend door de poortarts [poortarts], voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
B: […] Steekwond scapula links
E: 2 steekwonden triceps links
Oppervlakkige wond onderrug rechts
Thorax/geen pneumothorax
Diagnose
[…] Thorax dorsaal: 3x snijverwonding
  • 1ste links supra scapulair: ± 4 cm [
  • 2de links schouder: ± 3 cm [
  • 3de rechts flank: ± 2 cm [
[…]
B/E: Re: snijwond dig III; [
onleesbaar]
B/E: Li: snijwond over triceps; wond ± 8 cm; alleen in subcutane vet.
* Processen-verbaal, bijlagen V01-1 en V01-2, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 11 januari en 4 maart 2017 gesloten en getekend door [verbalisant 3], onderinspecteur bij het Korps Politie Aruba, respectievelijk [verbalisant], voornoemd, voor zover inhoudende, als
verklaring van de verdachte, -zakelijk weergegeven-:
Ik werk als [naam functie] bij het bedrijf [bedrijf] te [district]. Ongeveer vijf maanden geleden begon ik daar te werken. Daar werkt de vrouw genaamd [slachtoffer]. Zij werkt daar als [naam functie]. Sinds ik ter plaatse begon te werken begon [slachtoffer] mij te plagen. Altijd op het werk lachte zij mij uit. Ik voelde [..] dat zij mij aan het “bullying” was.
Op 10 januari 2017 trad ik op dienst omstreeks 16:00 uur. Omstreeks 21:30 uur was ik bezig met mijn werkzaamheden. De muziek in het gebouw was luid. Ik deed een opmerking. Door mijn opmerking belde de assistent genaamd [supervisor] […] de directie op. Doordat ik door [supervisor] in het kantoor werd geroepen begonnen de vrouwen mij uit te lachen. Toen ik het bericht kreeg dat ik naar huis moest gaan werd ik boos en liep het kantoor uit. Vlak bij de uitgang van het kantoor zat een rek met messen. Ik nam een mes in mijn rechterhand. Ik liep op [slachtoffer] af […]. Ik zwaaide het mes in haar richting. Ik had haar […] gestoken. [slachtoffer] rende het kantoor binnen.
Het was niet mijn bedoeling […] de vrouw te vermoorden. Ik had geen recht om haar met het mes te mishandelen. Ik weet dat ik fout had gedaan.
Ik kon herinneren dat ik [slachtoffer] ongeveer vier (4) à vijf (5) keren met een mes had gestoken. Op uw vraag of ik [slachtoffer] opzettelijk had gestoken, moet ik u bevestigend antwoorden. Op dat moment door de woede en de druk die ik van mijn collega’s had gekregen, ben ik de kluts kwijtgeraakt.
* Een proces-verbaal, bijlage AH-03, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 20 januari 2017 gesloten en getekend door [verbalisant], voornoemd, voor zover inhoudende, als
relaas van die verbalisant, -zakelijk weergegeven-:
Op […] 10 januari 2017 vond er een steekpartij plaats bij het restaurant [bedrijf] […] gelegen in de [straatnaam] te [district].
Op 10 januari 2017 werd […] een keukenmes in beslag genomen en werd aan mij overgedragen.
Op […] 20 januari 2017 […] werd het in beslag genomen mes door mij onderzocht.
  • Het mes had een lemmet van roestvrij staal met een lengte van 25 centimeter;
  • Het groene handvat had een lengte van 14 centimeter;
  • […];
  • Op het lemmet zag ik op bloed gelijkende sporen.
Bewijsoverwegingen
Uit de gebezigde bewijsmiddelen en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting vloeit voort dat de verdachte, gedreven door boosheid (naar aanleiding van het onderhoud met de supervisor), een mes ter hand heeft genomen en het slachtoffer daarmee herhaaldelijk heeft gestoken en gesneden. Uit de medische gegevens en de aan het dossier toegevoegde foto’s van de verwondingen, blijkt dat het slachtoffer op een aantal plekken aan haar lichaam (linker schouderblad, linkerschouder, rechter onderrug, een vinger aan haar rechterhand en linker bovenarm over de triceps), steek- en snijwonden heeft opgelopen. Voorts volgt uit de medische gegevens dat het letsel bij het slachtoffer geen klaplong heeft veroorzaakt. Niet is gesteld noch gebleken dat enig ander vitaal orgaan door de verwondingen is aangetast. Uit de ten overstaan van de politie op 23 januari 2017 afgelegde verklaring van het slachtoffer volgt dat zij weliswaar als gevolg van deze verwondingen (en in ieder geval tot en met 23 januari 2017) arbeidsongeschikt is geweest, maar noch uit haar verklaring noch uit enig ander bewijsmiddel volgt dat zij voor haar verwondingen meer dan poliklinische zorg nodig heeft gehad.
Het gerecht concludeert, gelet op het vorenstaande, dat het toegebrachte letsel niet zodanig was dat het blijvende gevolgen voor de gezondheid van het slachtoffer heeft veroorzaakt. Het gerecht concludeert voorts dat de verwondingen van het slachtoffer van oppervlakkige aard zijn geweest.
Het gerecht is derhalve van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte gepoogd heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Dat de verdachte, volgens een tweetal getuigen, tijdens het plegen van het feit het slachtoffer en de supervisor toeschreeuwde dat hij hen zou doden, doet aan dit oordeel niet af, nu de handelingen van de verdachte zich hebben beperkt tot het toebrengen van oppervlakkige verwondingen.

6. Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair: Poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 2:275, eerste lid, juncto artikel 1:119, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte, werkzaam als [naam functie] in een restaurant, heeft tijdens diensttijd zijn vrouwelijke collega’s voor hoer uitgemaakt. Hierdoor heeft zijn supervisor hem ter verantwoording geroepen, waarbij die supervisor hem ontslag heeft aangezegd dan wel hem heeft opgedragen op dat moment zijn dienst voor die dag te beëindigen. Direct na dit gesprek heeft verdachte - gedreven door boosheid - een collega met een mes vijf steekwonden toegebracht. Dat het slachtoffer niet ernstiger is gewond, mag een buitengewoon gelukkig toeval heten. Slachtoffers van dergelijke misdrijven lijden langdurig onder de lichamelijke en psychische gevolgen van een dergelijke traumatische gebeurtenis. Het gerecht rekent het verdachte zwaar aan dat hij heeft gekozen voor het onnodig gebruik van geweld op de werkplek. Verdachte is met zijn laakbare gedraging geheel voorbij gegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die door een dergelijk feit in de samenleving worden veroorzaakt, daar het een feit is met een agressief en gewelddadig karakter en welk feit zich bovendien in een voor het publiek toegankelijke plaats heeft afgespeeld. Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten nadele van verdachte geldt dat hij reeds eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld.
In het voordeel van verdachte houdt het gerecht rekening met het feit dat verdachte reeds vanaf het begin van het onderzoek openheid van zaken heeft gegeven en daarmee blijk geeft verantwoording voor zijn daad te nemen. Tevens heeft hij ter terechtzitting blijk gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien.
Ten aanzien van verdachte is op 11 april 2017 een psychologisch rapport uitgebracht. Volgens de forensisch orthopedagoog, drs. B.L. Roerink, leidt verdachte aan een ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersingsstoornis of andere gedragsstoornis. Voorts heeft zij geconstateerd dat verdachte enkele paranoïde persoonlijkheidstrekken heeft. De forensisch orthopedagoog stelt in haar rapport dat deze problematiek ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde aanwezig was. Een persoonlijkheidsaspect dat bij de verdachte een grote rol speelt is verontwaardiging. In situaties - zoals die zich op 10 januari 2017 hebben voorgedaan - kan verdachte disproportioneel reageren met agressie. Dit is, volgens de forensisch orthopedagoog, kenmerkend voor eerder vermelde stoornis. De forensisch orthopedagoog concludeert dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is.
Voorts heeft de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba op 8 maart 2017 een rapport uitgebracht. De Stichting schat de recidivekans bij verdachte gemiddeld in, nu er enkele criminogene factoren, waaronder verdachtes temperament, aanwezig zijn. Deze criminogene factor is, volgens de Stichting, een van de meest dynamische. De Stichting concludeert dat verdachte enig zicht heeft op zijn handelen, maar dat hij de oorzaak van zijn impulsieve en buitenproportionele reactie bij het voorval niet kan achterhalen. Verdachte wenst, volgens de Stichting, psychologisch of psychiatrisch te worden begeleid.
Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard hulp op dit gebied te aan-vaarden.
Het gerecht neemt de conclusies van de forensisch orthopedagoog en de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba over en zal bij de straftoemeting daarmee rekening houden.
Het gerecht zal derhalve een andere dan de door de officier van justitie gevorderde straf opleggen, nu deze straf naar het oordeel van het gerecht ten aanzien van verdachte passend en geboden is.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur. Het gerecht zal een deel daarvan voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte in te scherpen zich gedurende de proeftijd niet weer aan misdrijf schuldig te maken. Het gerecht zal verdachte tevens een bijzondere voorwaarde opleggen, mede bestaande uit het zich onder behandeling laten stellen van een psycho-loog of psychiater.
Het gerecht is van oordeel dat de onderhavige straf een tweeledig doel zal dienen. Ten eerste zal verdachte door het eerder ontvangen van de benodigde hulp van zichzelf worden beschermd. Ten tweede zal de Arubaanse samenleving er baat bij hebben dat verdachte zo snel mogelijk met de behandeling(en) begint, nu dat herhaling van soortgelijke misdrijven door verdachte zal voorkomen.

9.Inbeslaggenomen voorwerp

Teruggave
Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat het inbeslaggenomen keukenmes aan [bedrijf] toebehoort. De teruggave van dat mes zal derhalve worden gelast aan [bedrijf], nu dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 1:13, 1:19, 1:20, 1:21, 1:22, tweede lid, en 1:62 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

Het gerecht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde zoals in rubriek 4A omschreven heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
twee (2) jaren;
beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot
een (1) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast op grond dat de veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op
twee (2) jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel gedurende die proeftijd de hierna gestelde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, hem te geven door of namens de Stichting Reclassering en Jeugdbescherming Aruba, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig acht, ook als dat inhoudt dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal laten stellen van een psycholoog of psychiater ter voorkoming van herhaling van het thans bewezen verklaarde of soortgelijk misdrijf, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 1:22, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggaveaan [bedrijf] van het in rubriek 9 genoemde voorwerp.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. P.A.H. Lemaire en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 24 mei 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.