ECLI:NL:OGEAA:2017:432

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 april 2017
Publicatiedatum
14 juni 2017
Zaaknummer
51 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vuurwapenbezit met vrijspraak voor poging tot moord en mishandeling

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte op 13 april 2017 veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, maar vrijgesproken voor de poging tot moord en mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 18 september 2016, waarbij de verdachte beschuldigd werd van het afvuren van een vuurwapen op een slachtoffer. Tijdens de rechtszitting op 23 maart 2017 heeft de officier van justitie, mr. C.D. Kardol, een gevangenisstraf van vijf jaar geëist, terwijl de raadsman, mr. A.S. Kock, vrijspraak bepleitte voor de feiten 1 en 2. Het gerecht heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer onbetrouwbaar zijn, mede door inconsistenties in zijn verklaringen en het ontbreken van ondersteunend bewijs, zoals medische informatie over zijn verwondingen. De verdachte is uiteindelijk vrijgesproken van de feiten 1 en 2, maar het gerecht heeft bewezen geacht dat hij op 22 oktober 2016 een vuurwapen, een revolver van het merk Amadeo Rossi, in zijn bezit had. De verdachte is eerder veroordeeld voor een vergelijkbaar feit, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een gevangenisstraf op te leggen. Het gerecht heeft de gevangenisstraf vastgesteld op twaalf maanden en heeft de in beslag genomen vuurwapen en patronen onttrokken aan het verkeer, terwijl de teruggave van een mobiele telefoon aan de verdachte is gelast.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats]
wonende in [woonplaats],
thans alhier gedetineerd.
1. Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.S. Kock.
De officier van justitie, mr. C.D. Kardol, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de feiten 1. primair, 2. en 3. te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van voorarrest.
vuurwapen en munitie.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de als 1. en 2. ten laste gelegde feiten.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
1.
hij
op of omstreeks 18 september 2016 in Aruba,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk, [slachtoffer] van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een vuurwapen een of meer kogel(s) in/op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] heeft afgevuurd, zijnde de verdere uitvoering van dat voornemen niet voltooid;
(artikel 2:259 of artikel 2:275 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
hij
op of omstreeks 18 september 2016 in Aruba,
opzettelijk, [slachtoffer] heeft mishandeld met een wapen, te weten een vuurwapen, zijnde een wapen als bedoeld bij artikel 1 lid 2a van de Wapenverordening, door met een vuurwapen een of meer kogel(s) in/op en/of in de richting van het lichaam en de hand van die [slachtoffer] af te vuren;
(artikel 2:273 lid 2 jo artikel 1:119 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
hij
op of omstreeks 18 september 2016 in Aruba,
voorhanden heeft gehad een vuurwapen, in elk geval een vuurwapen als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening;
(artikel 3 icm 11 van de Vuurwapenverordening)
3.
hij op of omstreeks 22 oktober 2016 in Aruba,
voorhanden heeft gehad een vuurwapen, te weten een revolver (van het merk Amadeo Rossi, model 24D van Kaliber .38), in elk geval een vuurwapen als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening;
(artikel 3 icm 11 van de Vuurwapenverordening)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Vrijspraak
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1. en 2. tenlastegelegde heeft begaan en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
Hiertoe wordt als volgt overwogen.
Op 18 september 2016 werd verbalisant op de hoogte gesteld dat er een schietpartij had plaats gevonden in San Nicolaas, dat het slachtoffer zich bij Imsam had gemeld, maar inmiddels was vervoerd naar het dr. H.O. Hospitaal. Daar aangekomen spraken verbalisanten met het slachtoffer [naam slachtoffer]. [slachtoffer] verklaarde dat hij die dag vanuit zijn woning te Savaneta naar San Nicolaas was gelopen en arriveerde bij de supermarkt met de naam [naam supermarkt]. Op een gegeven moment kwam een man zijn richting oplopen, ten westen van het parkeerterrein van [naam supermarkt].
Toen de man op korte afstand van [slachtoffer] was, haalde hij een vuistvuurwapen tevoorschijn. [slachtoffer] zag dat het grijskleurig was. Hij schrok, draaide zich om en wilde weg lopen in oostelijke richting, toen hij een knal hoorde en pijn voelde in zijn rechter hand.
[slachtoffer] zou in zijn vlucht zijn slippers hebben verloren, ergens in de buurt van de [straatnaam 1], [straatnaam 2] en de [straatnaam 3].
[slachtoffer] verklaarde dat de man die geschoten had helemaal in het zwart gekleed was, een normaal tot fors postuur, lange locks en een donkere huidskleur heeft en 1.75-1.85 cm lang is. Hij kende de man niet.
Op 20 september 2016 spraken verbalisanten [slachtoffer] weer. Hij verklaarde deze keer dat hij drie dagen daarvoor verdovende middelen ging kopen in San Nicolaas. Bij zijn aankomst was de verkoper niet thuis. Voor het huis ( GEA: van de verkoper) stond de voor hem bekende man “[naam verdachte]”. Tussen hen ontstond een woordenwisseling. [verdachte] is donker van huidskleur, heeft kleine vlechtjes en vertoeft rond de [naam supermarkt]. Tijdens de woordenwisseling haalde [verdachte] een klein zilverkleurig vuurwapen tevoorschijn en schoot hem hiermee in zijn rechter voorarm.
Op 4 oktober 2016 wordt [verdachte] nader gehoord. Hij verklaart deze keer dat hij de avond van het schietincident op zoek was naar een vriend. [verdachte] woont in de buurt van [naam supermarkt]. Hij weet het adres niet. Hij was daar in de avonduren. Toen hij het huis van [verdachte] binnen liep, zag [verdachte] hem. [slachtoffer] liep toen gelijk naar buiten en [verdachte] kwam hem achterna. [verdachte] begon [slachtoffer] meteen met zijn gebalde vuisten tegen zijn rug en in zijn gezicht te slaan. [slachtoffer] liep weg maar [verdachte] kwam hem achterna en nam een zilverkleurig vuistvuurwapen met een cilinder tevoorschijn, richtte hiermee op [slachtoffer] en loste twee schoten. Hij werd door een hiervan geraakt in zijn rechterhand. Hij verklaarde dat hij een in- en uitschot in zijn rechterhand had. De dokter heeft geen kogel in zijn hand aangetroffen.
[slachtoffer] is ten aanzien van de locatie van het vermeende schietincident niet consistent.
Daar komt bij dat op de videobeelden van camera’s gericht in westelijke richting van de [naam supermarkt], alwaar volgens [slachtoffer] tijdens zijn eerste verklaring, het schietincident zou hebben plaats gevonden niets te zien is. Evenmin heeft de politie de vermeend verloren slippers van [slachtoffer] respectievelijk de huls terug gevonden.
Daar komt bij dat op grond van de medische informatie niet vastgesteld kan worden dat [slachtoffer] daadwerkelijk een schotwond heeft. Bij bijlage 18 van het proces-verbaal is gevoegd het rapport van de poortarts die [slachtoffer] als eerste heeft gezien.
Hierin is vermeld:
Vlgs pat daarnet geschoten in rechterhand, heeft een scheurwond, nergens anders een schotwond, heeft wel schaafwonden op de knieën, re meer dan li.
HD stabiel goed, EMV max, pat antwoord niet meteen (lijkt traag/zwak begaafd???)
‘st. loc:
schotwond=scheurwondtussen dig 2 en 3 thv basis phalax, hand gezwollen, heeft ook ulnair een wond (in en uit?).’
Het feit dat de poortarts spreekt over een schotwond komt omdat [slachtoffer] hem/haar heeft verteld dat hij beschoten is. De arts zelf constateert dat er in de rechterhand van [slachtoffer] sprake is van een
scheurwond. De opmerking ‘heeft ulnair een wond (in en uit???) kan geen betrekking hebben op het onderhavige (vermeende) schietincident omdat ulnair betekent ‘met betrekking tot de ellepijp’ en die ligt in de onderarm. De slotsom is dan ook dat niet uit te sluiten is dat [slachtoffer] géén schotwond had in zijn rechter hand.
Ook het feit dat [slachtoffer] verdachte aanwijst bij de fotoconfrontatie zegt niets, omdat niet uit te sluiten is dat hij en verdachte elkaar wel kennen. Dit geldt ook voor de herkenning van het wapen. Op de vraag van verbalisant aan [slachtoffer] of hij het wapen herkende, kan [slachtoffer] eenvoudig ‘ja’ antwoorden. In het licht van zijn overigens onbetrouwbare verklaringen, kan aan dit antwoord geen waarde worden toegekend. Nu voorts vast staat dat [slachtoffer] een drugsgebruiker en PAAZ-patiënt is, is het gerecht met de raadsman van oordeel dat aan de betrouwbaarheid van zijn verklaringen zo zeer te twijfelen valt, dat hieraan geen zelfstandige bewijswaarde kan worden toegekend.
Uit het voorgaande volgt dat het gerecht van oordeel is dat er onvoldoende wettig bewijs is om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder 1. en 2. te komen, zodat verdachte hiervan vrijgesproken wordt.
Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde feit 3. heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
dathij op of omstreeks 22 oktober 2016 te Aruba voorhanden heeft gehad, een vuurwapen, te weten een revolver van het merk Amadeo Rossi model 24D van kaliber .38, in elk geval een vuurwapen als bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De bewijsmiddelen worden in geval van hoger beroep in een bijlage opgenomen.
Bewijsoverwegingen
Op zaterdag 22 oktober 2016 werd verdachte aangehouden. In zijn onderbroek werd een zilverkleurig vuistvuurwapen met cilinder aangetroffen en in beslag genomen.
Uit het proces-verbaal onderzoek revolver volgt dat het gaat om een Amadeo Rossi 24 D kaliber .38 met inde trommel 4 patronen. Verbalisant heeft deze revolver als echt doch relatief ondeugdelijk aangemerkt. Aangezien het wel geschikt is voor dreiging en afdreiging valt het wel onder de bepalingen van de Vuurwapenverordening.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, strafbaar gesteld bij artikel 11 van die Verordening.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ten nadele van verdachte geldt dat hij bij vonnis van 15 april 2016 veroordeeld is wegens overtreding van een bij de Vuurwapenverordening gesteld verbod tot een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest en pas sinds de zomer 2016 weer op vrije voeten was. Op 22 oktober 2016 wordt verdachte wederom aangehouden met een vuurwapen in zijn onderbroek. Het gerecht leidt hieruit af dat de opgelegde straf zinloos is geweest en verdachte niet besloten heeft om zijn leven een andere wending te geven. Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is dan ook geïndiceerd.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

9.Inbeslaggenomen voorwerp(en)

Onttrekking aan het verkeer
Ten aanzien van het in beslaggenomen vuurwapen en de patronen zal onttrekking aan het verkeer worden uitgesproken, omdat het onder 3 tenlastegelegde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Teruggave
De teruggave zal worden gelast van de in beslag genomen telefoon, merk Nokia aan de verdachte, nu deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:62, 1:74, 1:76 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

Het gerecht:
11.1
verklaart niet bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten 1. en 2. heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
11.2
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit 3. zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
11.3
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
11.4
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
11.5
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
11.6
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
twaalf (12) maanden;
11.7
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
11.8
onttrekt aan het verkeerhet in beslag genomen vuurwapen met 4 patronen.
11.9
gelast de teruggaveaan de verdachte van de mobiele telefoon, merk Nokia.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. Y.M. Vanwersch, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 13 april 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.