ECLI:NL:OGEAA:2017:433

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 mei 2017
Publicatiedatum
14 juni 2017
Zaaknummer
86 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van vervoer en bezit van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne

In deze strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 24 mei 2017 uitspraak gedaan tegen de verdachte, geboren in 1985 en thans gedetineerd. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het vervoer en het aanwezig hebben van ruim 26.762,6 gram cocaïne. De zittingen vonden plaats op 23 februari en 5 mei 2017, waarbij de verdachte werd bijgestaan door haar raadsman, mr. S.O.R.’G. Faarup. De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, eiste een gevangenisstraf van viereneenhalf jaar. De tenlastelegging betrof het opzettelijk handelen in strijd met de Landsverordening verdovende middelen.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het gerecht bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De verdachte werd schuldig bevonden aan het medeplegen van het delict, waarbij de samenwerking met medeverdachten cruciaal was. De verdachte had op 1 november 2016 samen met anderen een vlucht van Aruba naar Londen genomen, waarbij in de koffers van de verdachte en medeverdachten verdovende middelen werden aangetroffen. Het gerecht oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en haar mededaders, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte als medepleger kon worden aangemerkt.

De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het gerecht legde een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden op. Daarnaast werden de in beslag genomen verdovende middelen en koffers verbeurd verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de bijdrage van de verdachte aan het internationale drugscircuit, evenals haar eerdere veroordeling voor een soortgelijk feit.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 23 februari 2017 en op 5 mei 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadsman, mr. S.O.R.’G. Faarup.
De officier van justitie, mr. E.D. Schwengle, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van viereneenhalf jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
Dat zij op 1 november 2016 in Aruba, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk een hoeveelheid (ruwe) cocaïne (van ongeveer 26.762,6 gram, althans 8.878,8 gram), zijnde (ruwe) cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen, althans enig zout van cocaïne en/of enige bereiding van (ruwe) cocaïne en/of haar zouten als vorenbedoeld, heeft uitgevoerd en/of heeft verstrekt en/of heeft vervoerd en/of in bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad;
(artikel 3 lid 1 van de Landsverordening verdovende middelen juncto artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
Dat zij op 1 november 2016 in Aruba, tezamen en in vereniging met anderen
of een ander, althans alleen, al dan nietopzettelijk een hoeveelheid (ruwe) cocaïne (van ongeveer 26.762,6 gram
, althans 8.878,8 gram), zijnde (ruwe) cocaïne een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen
, althans enig zout van cocaïne en/of enige bereiding van (ruwe) cocaïne en/of haar zouten als vorenbedoeld,
heeft uitgevoerd en/of heeft verstrekt en/ofheeft vervoerd en
/of in bezit heeft gehad en/ofaanwezig heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverwegingen
Medeplegen
Verdachte erkent dat zij verdovende middelen vanuit Aruba naar Londen moest smokkelen. Zij werd daartoe in een casino op Aruba door ene “[naam persoon]” benaderd voor het vervoeren van 2 kilo cocaïne, welk aanbod zij heeft aanvaard. De verdediging heeft echter aangevoerd dat, anders dan de officier van justitie heeft betoogd, de verdachte het aan haar tenlastegelegde feit alleen heeft gepleegd en niet tezamen en in vereniging met anderen. Verdachte heeft de medeverdachten pas in Aruba leren kennen en wist niet dat zij ook verdovende middelen zouden vervoeren. Van medeplegen is derhalve geen sprake, waardoor verdachte slechts voor de hoeveelheid verdovende middelen die zijn aangetroffen in de koffers die op haar naam stonden, veroordeeld kan worden en niet tevens voor de totale hoeveelheid verdovende middelen toebehorende aan de overige medeverdachten. Het gerecht overweegt als volgt.
Voor medeplegen van een strafbaar feit is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de betrokken personen, gericht op de totstandkoming van het delict. Daarnaast moet de van medeplegen verdachte persoon aan de totstandkoming van het delict een wezenlijke bijdrage hebben geleverd. Daarbij is niet doorslaggevend dat de van medeplegen verdachte persoon ook een daadwerkelijke uitvoerder is geweest of alle handelingen van het strafbare feit zelf moet hebben verricht; ook een andere rol kan leiden tot de conclusie dat de verdachte een wezenlijke bijdrage aan de voltooiing van het delict heeft geleverd.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen, waaronder het proces-verbaal van de sectie douane recherche en informatie, de verklaringen van de verdachte, de medeverdachten [naam medeverdachte 1], [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3], alsmede de chatgesprekken tussen de verdachte en ene [naam persoon], blijkt het volgende.
Verdachte is op 18 oktober 2016 met dezelfde vlucht als die van de medeverdachten vanuit Londen naar Aruba gevlogen. [naam medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de verdachte en de overige medeverdachten reeds in (een hotel in) Londen heeft ontmoet en dat hij hen ook in het vliegtuig van Londen naar Aruba heeft gezien. Verder verbleven zij allen in hetzelfde appartementencomplex en werden allemaal gedurende hun verblijf verzorgd door ene [naam persoon], die geregeld eten en geld voor hen kwam brengen en hun meenam om boodschappen te doen en voor die boodschappen betaalde. Uit foto’s die zich in het dossier bevinden, blijkt dat de medeverdachten elkaar ook kenden en met elkaar optrokken. Op 30 oktober 2016 vond er een gesprek plaats met [naam persoon], waarbij alle medeverdachten aanwezig waren met uitzondering van de medeverdachte [naam medeverdachte 4]. Tijdens dat gesprek werd verdachten medegedeeld dat zij enkele koffers met verdovende middelen naar Londen moesten brengen als betaling van de onkosten die waren gemaakt voor hun vliegtickets en verblijf. Het gerecht gaat er hierbij van uit dat toen is besproken wie hoeveel verdovende middelen zou verbergen in zijn koffer. Vermoedelijk hoefden de daar ook aanwezige “Italianen”, de medeverdachten [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 6], geen drugs te vervoeren omdat die bij binnenkomst van Aruba al de bijzondere belangstelling van de immigratie-autoriteiten hadden getrokken. In hun koffers werden geen drugs aangetroffen. Het is onaannemelijk dat zij zonder tegenprestatie op kosten van [naam persoon] op Aruba konden vertoeven, zodat hun deel door de anderen meegenomen moet zijn. Gelet op het groepskarakter van de onderneming neemt het gerecht derhalve opzet van de groepsleden aan voor het geheel van de door [naam persoon] aangeleverde drugs. Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat zij bij dat gesprek aanwezig was, maar dat wordt door de verklaringen van [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] weersproken. Dat verdachte pas in Aruba kennis heeft gemaakt met de medeverdachten en geen deel van die groep zou uitmaken is tevens ongeloofwaardig, gelet op het feit dat verdachte en haar twee kinderen het appartement waarin zij waren verbleven, hadden gedeeld met de medeverdachten [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 6]. Dat verdachte (zoals zij heeft verklaard) via de eigenaar van het appartementencomplex, een kamer in een appartement heeft kunnen huren dat reeds door voor de verdachte onbekende personen gehuurd was, is ongebruikelijk en zeer onwaarschijnlijk te noemen.
Verdachten zijn op 1 november 2016 voor dezelfde vlucht met bestemming Londen ingecheckt. Zij beschikten allen over hetzelfde witte laserprinter papier met daarin hetzelfde geldbedrag, zijnde US$ 34,25 voor een enkel persoon en US$ 68,50 voor 2 personen. Bij controle door de douane zijn in de koffers van zowel verdachte, als de medeverdachten [naam medeverdachte 1], [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 2] drugs aangetroffen.
Gelet op het bovenstaande, in onderlinge samenhang beschouwd, is het gerecht van oordeel dat is komen vast te staan dat tussen de verdachte en haar mededaders sprake is geweest van een dermate nauwe en bewuste samenwerking gericht op de totstandkoming van het delict, dat de verdachte als medepleger van het strafbare feit kan worden aangemerkt.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, onder B en C van de Landsverordening verdovende middelen,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het vervoer en het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, bedoelt om van Aruba naar Londen te vervoeren. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. Met betrekking tot de hoeveelheid cocaïne overweegt het gerecht dat dit een aanzienlijke hoeveelheid betreft, welke hoeveelheid van dien aard was dat deze bestemd moet zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Met de handel in verdovende middelen wordt veel geld verdiend. Kennelijk heeft verdachte zich laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen. Bovendien heeft verdachte door haar strafbare gedragingen een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit. Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is op zich geïndiceerd.
Ten nadele van verdachte geldt dat zij in 2015 is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Het gerecht leidt hieruit af dat de toen opgelegde straf zinloos is geweest en verdachte niet besloten heeft om haar leven een andere wending te geven.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

9.Inbeslaggenomen voorwerpen

A.
Onttrekking aan het verkeer
Ten aanzien van de in beslaggenomen verdovende middelen zal onttrekking aan het verkeer worden uitgesproken, omdat het tenlastegelegde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
B.
Verbeurdverklaring
De in beslag genomen koffers, waarvan ter terechtzitting is gebleken dat die aan verdachte toebehoren en dat met betrekking daartoe het strafbare feit is begaan, alsmede het inbeslaggenomen witte laserprinterpapier inhoudende een geldbedrag van US$ 68,50, zullen verbeurd worden verklaard.
C.
Teruggave
De teruggave zal worden gelast van de overige onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte, nu deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:62, 1:67, 1:68, 1:74, 1:75 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vier (4) jaren en zes (6) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
onttrekt aan het verkeerde in rubriek 9A genoemde voorwerpen;
verklaart verbeurdde in rubriek 9B genoemde voorwerpen.
gelast de teruggaveaan de verdachte van de in rubriek 9C genoemde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. P.A.H. Lemaire en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 24 mei 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.