ECLI:NL:OGEAA:2017:442

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
31 mei 2017
Publicatiedatum
14 juni 2017
Zaaknummer
A.R. 196 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit overeenkomst van geldlening met buitengerechtelijke incassokosten

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V. (hierna: Island Finance) een vordering ingesteld tegen G*, die in persoon procedeert. De vordering betreft een overeenkomst van geldlening die G* met Island Finance heeft gesloten. G* is in gebreke gebleven met de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit deze leningsovereenkomst. Island Finance vordert een bedrag van Afl. 7.136,51, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De procedure is gestart met een tussenvonnis op 22 maart 2017, gevolgd door een comparitie op 18 april 2017. Tijdens de zitting erkent G* de schuld en geeft aan het overeengekomen bedrag te willen blijven betalen. Island Finance staat open voor een regeling, maar vraagt om een vonnis voor de zekerheid. De rechter heeft de buitengerechtelijke kosten toegewezen tot Afl. 750,-, conform het nieuwe procesreglement.

In de uitspraak wordt G* veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief de contractuele rente en de buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast wordt G* veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Island Finance, die zijn begroot op Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 399,82 aan explootkosten en Afl. 1.000,- aan salaris van de gemachtigde. De rechter verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is uitgesproken op 31 mei 2017 door mr. W.J. Noordhuizen, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 31 mei 2017
Behorend bij A.R. 196 van 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
te Aruba,
EISERES, hierna ook te noemen: Island Finance,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[naam gedaagde],
te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: G*,
procederend in persoon.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Het verloop van de verdere procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 maart 2017;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de comparitie op 18 april 2017.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
G* heeft met Island Finance een overeenkomst van geldlening gesloten.
2.2
G* is in gebreke gekomen met de uit de leningsovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Island Finance vordert – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van G* tot betaling van Afl. 7.136,51, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 1,5% per maand vanaf 30 september 2016 tot een maximum van Afl. 7.150,16 en vervolgens vermeerderd met de wettelijke rente na het bereiken van dit bedrag, veroordeling van G* tot vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en met veroordeling van G* tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
Island Finance grondt de vordering erop dat G* toerekenbaar tekortkomt in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen en zij in verband daarmee incassokosten heeft gemaakt.
3.3
G* voert aanvankelijk verweer.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ter zitting erkent G* de schuld. Hij wil het overeengekomen bedrag blijven betalen. Island Finance wil daaraan wel meewerken maar vraagt vonnis voor de zekerheid. Partijen zullen de nadere regeling onderling bespreken.
4.2
De door Island Finance gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen tot Afl. 750,- conform het nieuwe procesreglement (naar rato van 1,5 punt van het liquidatietarief), nu niet is gebleken dat toewijzing voor meer dan dit bedrag redelijk is.
4.3
Als de in het ongelijk gestelde partij zal G* veroordeeld worden in de aan de zijde van Island Finance gemaakte proceskosten. Deze worden als volgt begroot. Als gemachtigdensalaris zal een bedrag gelijk aan twee punten van liquidatietarief 3 worden toegekend, nu Island Finance ter comparitie niet gemotiveerd heeft gesteld waarom het bedrag gelijk aan 3 punten van liquidatietarief moet worden begroot, Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 399,82 aan explootkosten.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt G* tot betaling aan Island Finance van een bedrag van Afl. 7.136,51, te vermeerderen met de contractuele rente van 1,5% per maand vanaf 30 september 2016 tot een maximum van Afl. 7.150,16 en vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom die op 9 februari 2019 nog open staat tot de dag waarop volledig zal zijn betaald, alsmede tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad Afl. 750,-;
veroordeelt G* in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Island Finance worden begroot op Afl. 450,- aan griffierecht, Afl. 399,82 aan explootkosten en Afl. 1.000,- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 31 mei 2017 in aanwezigheid van de griffier.