ECLI:NL:OGEAA:2017:453

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 juni 2017
Publicatiedatum
20 juni 2017
Zaaknummer
E.J. no. 2923 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens seksistisch gedrag in de werkomgeving

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoeker, een werknemer van de naamloze vennootschap Desarollos Hotelco Corporation DHC Aruba N.V. (hierna: Ritz), verzocht om zijn ontslag op staande voet te vernietigen. Het ontslag vond plaats op 17 februari 2016, na een incident waarbij verzoeker een vrouwelijke collega op seksistische wijze benaderde in een lift. Verzoeker heeft zijn ontslag betwist en verzocht om herplaatsing in zijn functie, betaling van achterstallig loon en een dwangsom voor het niet opvolgen van het bevel tot herplaatsing.

De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 7 maart 2017, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van Ritz, die vergezeld werd door twee medewerkers van het hotel. De rechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet in staat was om de kosten van de procedure te dragen en verleende hem verlof tot kosteloos procederen.

Ritz voerde verweer en stelde dat het ontslag gerechtvaardigd was vanwege het ontoelaatbare gedrag van verzoeker, dat als een dringende reden voor ontslag werd beschouwd. De rechter oordeelde dat het gedrag van verzoeker, dat als seksueel getint werd ervaren door de vrouwelijke collega, onacceptabel was en dat Ritz op goede gronden het ontslag had gegeven. De rechter wees de vorderingen van verzoeker af en veroordeelde hem in de proceskosten, terwijl hij hem wel het verlof tot kosteloos procederen verleende. De beschikking werd uitgesproken op 13 juni 2017.

Uitspraak

Beschikking van 13 juni 2017
Behorend bij E.J. no. 2923 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [Verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Illes,
tegen:
de naamloze vennootschap
DESAROLLOS HOTELCO CORPORATION DHC ARUBA N.V.,
h.o.d.n.
The Ritz-Carlton Aruba
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Ritz,
gemachtigde: de advocaat mr. D. Canwood.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak gehouden ter terechtzitting van 7 maart 2017.
1.2
Uit die aantekeningen blijkt dat [Verzoeker] ter zitting is verschenen samen met zijn gemachtigde. Ritz is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door mw. [A] en mw. [B] (general manager casino respectievelijk hoofd personeelszaken bij Ritz). [Verzoeker] heeft gebruik gemaakt van de aan hem geboden gelegenheid om te reageren op het verweerschrift. Ritz heeft vervolgens gebruik gemaakt van de aan haar geboden gelegenheid om te reageren op die reactie van [Verzoeker], en dat onder overlegging van pleitaantekeningen voorzien van toegelaten producties (waaronder begrepen ter zitting uitgekeken videobeeldmateriaal).
1.3
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Naast verlof tot kosteloos procederen verzoekt [Verzoeker] dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. Ritz beveelt om [Verzoeker] weer te werk te stellen in de door hem laatstelijk vervulde functie;
b. bepaalt dat Ritz ten behoeve van [Verzoeker] een dwangsom verbeurt van Afl. 250,-- voor iedere dag of deel daarvan dat RITZ voormeld bevel niet opvolgt;
c. Ritz veroordeelt om aan [Verzoeker] (door) te betalen zijn loon gerekend vanaf 17 februari 2016 tot de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging en met wettelijke rente;
d. Ritz veroordeelt om aan [Verzoeker] te betalen een bedrag gelijk aan de door hem gederfde gemiddelde fooi;
e. Ritz veroordeelt in de proceskosten.
2.2
Ritz voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [Verzoeker] verzochte, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Uit het daartoe overgelegde bevoegdelijk afgegeven bewijs van onvermogen blijkt dat [Verzoeker] niet in staat is om de kosten van deze procedure te dragen. Aan hem zal daarom verlof tot kosteloos procederen worden verleend.
3.2
Vast staat tussen partijen het volgende. [Verzoeker] is op 4 februari 2014 krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst in loondienst getreden van Ritz, laatstelijk in de functie van
casino dealertegen een loon van Afl. 1.200,-- per quincena. [Verzoeker] heeft op 14 oktober 2016 in een lift in bijzijn van een mannelijke collega de bij partijen genoegzaam bekende vrouwelijke collega met als voornaam [X] (hierna: [X]) gevraagd of zij [Verzoeker] als vriend wilde hebben. Na de afwijzende of negatieve reactie van [X] op die vraag heeft [Verzoeker] vervolgens zijn tong uitgestoken naar [X] terwijl hij daarmee op en neer gaande bewegingen maakte. Ritz heeft [Verzoeker] bij schrijven van 17 februari 2016 per die datum op staande voet ontslagen. [Verzoeker] heeft bij schrijven van 31 oktober 2016 de nietigheid van dat ontslag ingeroepen onder de mededeling dat hij bereid is om zijn bedongen werkzaamheden voor Ritz te verrichten. Ritz heeft niet gereageerd op dat schrijven.
3.3
Als dringende reden voor het aan [Verzoeker] gegeven ontslag stelt Ritz dat [Verzoeker] in het licht van diverse in de als productie 3 bij het verzoekschrift overgelegde ontslagbrief vermelde aan hem gegeven waarschuwingen en opgelegde schorsingen [X] op ontoelaatbare seksistische wijze heeft bejegend zoals hiervoor omschreven. Naar het oordeel van het Gerecht heeft Ritz [Verzoeker] op goede grond ontslagen. Het hiervoor omschreven onmiskenbaar seksueel getinte gedrag van [Verzoeker] naar [X] toe (dat [X] zonder meer als zodanig heeft mogen opvatten of begrijpen) is immers volstrekt ontoelaatbaar en heeft op zichzelf al te gelden als een dringende reden voor ontslag. Dit klemt temeer omdat dit één en ander plaatsvond in een lift, zijnde een kleine afgesloten ruimte uit welke [X] tijdens bedoeld verwerpelijk gedrag niet kon weglopen. Bij dit alles komt nog dat [Verzoeker] de in de ontslagbrief vermelde aan hem gegeven waarschuwingen en opgelegde schorsingen (en zijn daaraan ten gronde liggende eerdere verwijtbare gedragingen) niet of onvoldoende heeft bestreden.
3.4
Vorenstaande leidt tot de slotsom dat de vorderingen van [Verzoeker] zullen worden afgewezen.
3.5 [
Verzoeker] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Ritz, tot aan deze uitspraak begroot op
Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van liquidatietarief 5, ad Afl. 1.250,-- per punt).

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-wijst af het door [Verzoeker] verzochte;
-veroordeelt [Verzoeker] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Ritz, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verleent aan [Verzoeker] verlof tot kosteloos procederen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 13 juni 2017.