ECLI:NL:OGEAA:2017:464

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 juni 2017
Publicatiedatum
21 juni 2017
Zaaknummer
K.G. no. 892 van 2017
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over achterstallig loon en schadevergoeding tussen werknemer en werkgever

In deze zaak, die op 14 juni 2017 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft eiser, een werknemer, een kort geding aangespannen tegen zijn werkgever, de naamloze vennootschap Van den Broek Construction Labor & Cleaning N.V. Eiser vorderde onder andere de betaling van achterstallig loon en schadevergoeding. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juni 2017 zijn beide partijen verschenen, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. D.G. Kock, en Van den Broek door haar gemachtigde, mr. R.C. Samuels.

Eiser heeft in zijn verzoekschrift gesteld dat hij een bedrag van Afl. 4.641,77 heeft voorgeschoten voor bedrijfskosten van Van den Broek, en dat hij recht heeft op betaling van achterstallig loon en wettelijke verhogingen. Van den Broek heeft verweer gevoerd en zich beroepen op verrekening met een uitstaande vordering op eiser, maar deze vordering is door eiser gemotiveerd bestreden. Het Gerecht oordeelde dat de gegrondheid van het verrekeningsverweer niet eenvoudig vast te stellen is, waardoor de vordering van eiser op dit punt toewijsbaar is.

Daarnaast erkende Van den Broek dat zij Afl. 5.895,-- verschuldigd is aan eiser aan wettelijke verhoging over achterstallig loon over 2016. Het Gerecht oordeelde dat ook deze vordering in een bodemprocedure toewijsbaar zou zijn. Verder werd vastgesteld dat Van den Broek achterstallig is met de betaling van het loon van eiser over de maanden januari tot en met mei 2017. De vorderingen van eiser werden toegewezen, met inachtneming van de omstandigheden dat Van den Broek geen verwijtbare betalingsonwil heeft, maar betalingsonmacht.

Het Gerecht heeft Van den Broek veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen aan eiser, inclusief schadevergoeding voor een boete die eiser door zijn hypotheekhouder is opgelegd als gevolg van het niet tijdig kunnen betalen van zijn hypothecaire verplichtingen. Tot slot is Van den Broek veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van eiser zijn begroot op Afl. 680,25 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 14 juni 2017
Behorend bij K.G. no. 892 van 2017
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in kort geding van:
[eiser],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigden: de advocaten mrs. D.G. Illes en D.G. Kock,
tegen:
de naamloze vennootschap
VAN DEN BROEK CONSTRUCTION LABOR & CLEANING N.V.,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Van den Broek,
gemachtigde: de advocaat mr. R.C. Samuels.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van donderdag 1 juni 2017.
1.2 [
eiser] is ter zitting verschenen samen met zijn gemachtigde mr. Kock voornoemd. Van den Broek is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door [naam mededirecteur van Van den Broek] (mededirecteur van Van den Broek). De gemachtigden van partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd – die van Van den Broek aan de hand van overgelegde pleitnotities, voorzien van een toegelaten productie - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
Eiser] heeft gesteld en gevorderd zoals omschreven in zijn verzoekschrift, met dien verstande dat hij de vordering met betrekking tot telefoonvergoeding en die met betrekking tot vakantiegeld ter zitting heeft ingetrokken.
2.2
Van den Broek heeft verweer gevoerd zoals vermeld in zijn pleitnota.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vorderingen ligt besloten in de aard van die vorderingen en de daaraan ten gronde gelegde stellingen.
3.2
Vast staat als zijnde door Van den Broek erkend dat [eiser] ten behoeve van Van den Broek een bedrag van Afl. 4.641,77 heeft voorgeschoten ter zake van betaling van bedrijfskosten van Van den Broek. Van den Broek beroept zich te dezen op verrekening van met een volgens haar uitstaande vordering op [eiser]. [eiser] heeft die vordering echter gemotiveerd bestreden. Nu dat het geval is, valt de gegrondheid van het verrekeningsverweer van Van den Broek niet op eenvoudige wijze vast te stellen, zodat het op de voet van artikel 6:136 BW niet aan toewijzing van het op dit onderdeel door [eiser] gevorderde bedrag in de weg kan staan. Bij die stand van zaken valt in een bodemprocedure het oordeel te verwachten dat de hier besproken vordering van [eiser] zal worden toegewezen. Dat brengt met zich dat de op dit onderdeel door [eiser] verzochte voorziening zal worden gegeven.
3.3
Vast staat verder dat [eiser] krachtens een daartoe tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst vanaf maart 2016 in loondienst is van Van den Broek, tegen een laatstelijk maandloon van Afl. 4.500,-- (oftewel Afl. 5.234,-- bruto). Tegen die achtergrond erkent Van den Broek dat zij Afl. 5.895,-- verschuldigd is aan [eiser] aan wettelijke verhoging over achterstallig loon over 2016. Bij die stand van zaken valt in een bodemprocedure het oordeel te verwachten dat de hier besproken vordering van [eiser] eveneens zal worden toegewezen. Dat brengt met zich dat de op dit onderdeel door [eiser] verzochte voorziening ook zal worden gegeven.
3.3
Voorts heeft Van den Broek erkend dat zij over de maanden januari tot en met mei 2017 achterstallig is met betaling van het loon van [eiser]. Uit de vordering van [eiser] op dit onderdeel volgt dat hij tevens een voorziening wenst voor nog te verschijnen loon totdat de arbeidsovereenkomst van partijen op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd. Deze niet door Van den Broek bestreden vorderingen zullen worden toegewezen als na te melden, nu in een bodemprocedure hetzelfde oordeel valt te verwachten. De over achterstallig loon gevorderde wettelijke verhoging zal ambts- en billijkheidshalve gemaximeerd worden vastgesteld op telkens maximaal 18%, omdat Van den Broek onbestreden heeft gesteld dat aan haar zijde geen sprake is van (verwijtbare) betalingsonwil maar van betalingsonmacht.
3.4
Van den Broek heeft de vordering van [eiser] ter zake van aan hem door zijn hypotheekhouder opgelegde boete in totaal ad Afl. 450,-- (als gevolg van het niet tijdig kunnen betalen door [eiser] van zijn hypothecaire verplichtingen als gevolg van het niet of niet tijdig betalen door Van den Broek van zijn loon) niet bestreden. Ook die vordering zal daarom (ten titel van schadevergoeding) worden toegewezen, mede omdat in een bodemprocedure te dien aanzien een gelijk oordeel valt te verwachten.
3.5
Van de Broek zal, als zijnde de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiser], tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 230,25 =) Afl. 680,25 aan verschotten (griffiegeld en oproepkosten) en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-veroordeelt Van den Broek om bij wijze van voorschot aan [eiser] te betalen
Afl. 4.641,77 ten titel van terugbetaling van het bij partijen genoegzame voorschot;
-veroordeelt Van den Broek om bij wijze van voorschot aan [eiser] te betalen Afl. 5.895,-- ten titel van wettelijke verhoging over achterstallig loon over het jaar 2016;
-veroordeelt Van den Broek tot (door)betaling aan [eiser] van zijn loon gerekend vanaf januari 2017 totdat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de gematigd vastgestelde wettelijke verhoging van telkens maximaal 18% telkens gerekend vanaf de dag der opeisbaarheid van dat loon;
-veroordeelt Van den Broek om bij wijze van voorschot aan [eiser] te betalen Afl. 450,-- ten titel van schadevergoeding;
-veroordeelt Van den Broek in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiser], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 680,25 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 14 juni 2017.