ECLI:NL:OGEAA:2017:484

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
28 juni 2017
Zaaknummer
E.J. 2338 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de nietigheid daarvan in een arbeidsrechtelijke context

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, gaat het om een geschil tussen E*, een administratief medewerkster, en haar werkgever, DTH TELEVISION & TELECOMMUNICATIONS N.V. (MIO). E* werd op 8 juli 2016 op staande voet ontslagen, omdat MIO haar beschuldigde van betrokkenheid bij de vermissing van Afl. 40.000 uit de kluis van het bedrijf. E* heeft het ontslag betwist en verzocht om haar weer toe te laten tot het werk en om betaling van haar loon vanaf 12 juli 2016, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente.

De procedure omvatte verschillende zittingen, waarbij partijen hun standpunten hebben toegelicht. MIO voerde aan dat E* onbereikbaar was en geen uitleg had gegeven over de vermissing, wat leidde tot een verlies van vertrouwen. E* betwistte de rechtmatigheid van het ontslag en stelde dat het nietig was.

De rechter oordeelde dat MIO onvoldoende bewijs had geleverd voor de ontslagreden. Het enkele verlies van vertrouwen was niet voldoende om een ontslag op staande voet te rechtvaardigen. De rechter concludeerde dat het ontslag nietig was en veroordeelde MIO om E* weer toe te laten tot het werk en haar loon door te betalen, met een gematigde wettelijke verhoging van 15% en wettelijke rente. MIO werd ook veroordeeld in de proceskosten van E*.

Uitspraak

Beschikking van 20 juni 2017
Behorend bij E.J. 2338 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[naam verzoekster],
te Aruba,
hierna ook te noemen: E*,
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
de naamloze vennootschap
DTH TELEVISION & TELECOMMUNICATIONS N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: MIO,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de behandeling ter zitting van 17 januari 2017;
- de mededeling op de zitting van 7 februari 2017 dat partijen niet tot een regeling zijn gekomen;
- de overgelegde aantekeningen en aanvulling ter zitting van E*;
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van MIO;
- de behandeling ter zitting van 9 mei 20117 en de daarvan gemaakte aantekeningen van de griffier.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking zou worden gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
E* is op 23 januari 2014 in dienst van MIO getreden als administratief medewerkster.
2.2
E* heeft een ongedateerde brief van de advocaat van MIO ontvangen met, voor zover van belang, de volgende tekst:
Namens cliënte MIO moet ik eerst vaststellen dat u geen gehoor heeft gegeven aan de verzoek om vrijdag j.l. om 3p. […] op kantoor te komen om uitleg te komen geven over het feit dat Af. 40.000, uit de kluis is verdwenen – voor welke k luis u verantwoordelijk was en toegang daartoe had – terwijl u na deze ontdekking niet meer op het werk bent verschenen en ook onbereikbaar bent geworden en gebleven voor elke vorm van communicatie door cliënte. Uw handelswijze en gedrag is niet alleen bevreemdend, doch wekt begrijpelijkerwijze de nodige verdenking dat u – al dan niet op indirecte wijze – betrokken bent bij de onregelmatigheid. Door dit alles heeft cliënte ook alle vertrouwen in u verloren. Bovenvermelde feiten en omstandigheden, zowel gezamenlijk als afzonderlijk, leveren voor cliënte een dringende reden om het dienstverband me u met onmiddellijke ingang te beëindigen. Bij deze wordt u dan ook op staande voet ontslagen.
2.3
E* heeft zich op de nietigheid van het ontslag beroepen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
E* verzoekt samengevat – uitvoerbaar bij voorraad –veroordeling van MIO om E* weer toe te laten tot het werken tot betaling van haar loon vanaf 12 juli 2016 te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, met veroordeling van MIO tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
E* grondt het verzoek erop dat het ontslag op staande voet nietig is.
3.3
MIO voert hiertegen verweer, met verzoek – uitvoerbaar bij voorraad – tot veroordeling van E* in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht stelt voorop dat MIO E* op staande voet heeft ontslagen. Voor zover de daarvoor aangevoerde gronden het ontslag zouden kunnen dragen en daartoe voor E* kenbaar zijn gebruikt, rust op MIO de plicht voldoende gemotiveerd te stellen, en bij betwisting te bewijzen, dat deze feiten en omstandigheden zich hebben voorgedaan.
4.2
Als reden voor het ontslag wordt door MIO in de door E* ontvangen brief vermeld dat geen gehoor is gegeven aan het verzoek om op vrijdag (dat was op 8 juli 2016) om 15:00 uur op kantoor van de advocaat te komen om uitleg te geven over het feit dat Afl. 40.000, uit de kluis van MIO werd vermist, zij na deze ontdekking (op 5 juli 2016) voor MIO onbereikbaar was en bij MIO de verdenking was ontstaan dat E* betrokken was bij ‘de’ onregelmatigheid zodat MIO het vertrouwen in E* had verloren.
4.3
De motivering van het ontslag op staande voet – de zwaarste mogelijke arbeidsrechtelijke consequentie die aan een handelen of nalaten van een werknemer kan worden verbonden – bestaat volgens de ontslagbrief uit een verlies van vertrouwen in E* omdat zij geen uitleg heeft verschaft over het – door MIO veronderstelde – ontbreken van Afl. 40.000, in de kluis en E* zich onbereikbaar heeft gehouden waardoor de verdenking van betrokkenheid van E* bij de vermissing ontstond.
4.4
In de kern genomen gaat het MIO dus erom dat zij geen vertrouwen meer in E* heeft. Het enkele feit dat MIO geen vertrouwen meer heeft in E* kan een ontslag op staande voet niet dragen. Dat MIO geen vertrouwen in E* heeft is in het onderhavige geval ook nog eens onvoldoende gerechtvaardigd. Onvoldoende toegelicht is hoe MIO tot de conclusie is gekomen dat zich op of kort voor 5 juli 2016 een bedrag van – naar nu verluid – Afl. 39.757,46 in contanten ontbreekt. Uit de door MIO overgelegde ‘sales reports’ blijkt dat niet voldoende duidelijk. Bovendien is niet weersproken dat ook anderen dan E* toegang tot de kluis hadden. Wat het gerecht bovendien mist zijn duidelijke contantgeldprocedures waaraan E* zich had te houden en een uiteenzetting van de wijze waarop E* die procedures (op ernstig verwijtbare wijze) heeft geschonden. De suggestie dat E* bij wijze van neveninkomstenvoorziening een kledingbedrijf exploiteerde – een feit dat niet aan het ontslag ten grondslag is gelegd – verandert daar niets aan. De stelling dat E* er een ruimere levensstijl op na hield dan haar salaris rechtvaardigt is in het geheel niet onderbouwd en op zijn best tendentieus en kan het ontslag ook niet onderbouwen. Aan (nadere) bewijslevering wordt niet toegekomen.
4.5
Het ontslag is dan ook nietig. MIO zal veroordeeld worden om het overeengekomen loon door te betalen. Overeenkomstig hetgeen, in navolging van het Gemeenschappelijk Hof, gebruikelijk is wordt de wettelijke verhoging gematigd tot 15%. De wettelijke rente komt voor toewijzing in aanmerking.
4.6
Naast de (niet bewezen) ontslagreden heeft MIO geen grond aangevoerd waarom E* niet meer tot het werk kan worden toegelaten. Zij heeft daarbij voldoende belang. De dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als hieronder aangegeven.
4.7
Als de in het ongelijk te stellen partij zal MIO de proceskosten van E* moeten vergoeden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt MIO om E* binnen twee dagen na betekening van dit vonnis toe te laten tot het verrichten van de overeenkomen werkzaamheden, overeenkomstig haar gebruikelijke rooster en tegen betaling van het overeengekomen salaris op straffe van verbeurte van een dwangsom van Afl. 50, per dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, met een maximum van Afl. 10.000,;
veroordeelt MIO tot betaling aan E* van het overeengekomen salaris vanaf 12 juli 2016 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst zal zijn beëindigd te vermeerderen met de gematigde wettelijke verhoging van 15% over het verschuldigde salaris tot vandaag en te vermeerderen met de wettelijke rente, steeds over het saldo van de dan openstaande hoofdsom van de dag dat iedere salaristermijn opeisbaar is geworden tot de dag waarop die zal zijn betaald;
veroordeelt MIO in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van E* worden begroot op Afl. 50, aan griffierecht, Afl. 172,92 aan explootkosten en Afl. 3.750, aan salaris van de gemachtigde;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 20 juni 2017 in aanwezigheid van de griffier.