In deze beschikking van 20 juni 2017 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba geoordeeld over het verzoek van de vader, [X], tot wijziging van het gezag over zijn minderjarige kind, [Z], en het vaststellen van een omgangsregeling. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.U. Thielman, verzocht om gezamenlijk gezag met de moeder, [Y], die in Aruba woont en vertegenwoordigd werd door haar advocaat mr. N.S. Gravenstijn. Eerder was de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling, waarna de Voogdijraad werd ingeschakeld om de sociale omstandigheden van de partijen te onderzoeken.
De vader stelde dat hij gezamenlijk gezag wilde, maar het gerecht oordeelde dat de communicatie tussen de ouders onvoldoende was om gezamenlijk gezag te kunnen uitoefenen. De Voogdijraad had in zijn rapport aangegeven dat de communicatie tussen de ouders verbeterd was, maar het gerecht concludeerde dat er nog steeds onvoldoende overleg mogelijk was. De vader woont in Nederland en de moeder in Aruba, wat de situatie bemoeilijkt. Het verzoek tot wijziging van het gezag werd dan ook afgewezen.
Wat betreft de omgangsregeling, oordeelde het gerecht dat de moeder geen bezwaar zou maken tegen een omgangsregeling tijdens de vakantieperiode van de vader op Aruba. Het gerecht stelde een omgangsregeling vast waarbij de minderjarige gedurende de vakantieperiode drie dagen per week bij de vader zal verblijven. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte werd afgewezen.