ECLI:NL:OGEAA:2017:488

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 juni 2017
Publicatiedatum
29 juni 2017
Zaaknummer
EJ nr. 2794 van 2016
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

In deze beschikking van 20 juni 2017 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba geoordeeld over het verzoek van de vader, [X], tot wijziging van het gezag over zijn minderjarige kind, [Z], en het vaststellen van een omgangsregeling. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.U. Thielman, verzocht om gezamenlijk gezag met de moeder, [Y], die in Aruba woont en vertegenwoordigd werd door haar advocaat mr. N.S. Gravenstijn. Eerder was de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling, waarna de Voogdijraad werd ingeschakeld om de sociale omstandigheden van de partijen te onderzoeken.

De vader stelde dat hij gezamenlijk gezag wilde, maar het gerecht oordeelde dat de communicatie tussen de ouders onvoldoende was om gezamenlijk gezag te kunnen uitoefenen. De Voogdijraad had in zijn rapport aangegeven dat de communicatie tussen de ouders verbeterd was, maar het gerecht concludeerde dat er nog steeds onvoldoende overleg mogelijk was. De vader woont in Nederland en de moeder in Aruba, wat de situatie bemoeilijkt. Het verzoek tot wijziging van het gezag werd dan ook afgewezen.

Wat betreft de omgangsregeling, oordeelde het gerecht dat de moeder geen bezwaar zou maken tegen een omgangsregeling tijdens de vakantieperiode van de vader op Aruba. Het gerecht stelde een omgangsregeling vast waarbij de minderjarige gedurende de vakantieperiode drie dagen per week bij de vader zal verblijven. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte werd afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 20 juni 2017
Behorend bij EJ nr. 2794 van 2016
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[X],
wonende in Nederland,
VERZOEKER, hierna de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. H.U. Thielman, voorheen vertegenwoordigd door zijn ouders, [A] en [B],
tegen
[Y],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn, voorheen procederend in persoon.
Belanghebbende:
[Z], de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

Het eerdere verloop van de procedure blijkt uit de beschikking van 24 januari 2017, waarbij de vader niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek strekkende tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen zijn ouders en de minderjarige en waarbij de Voogdijraad is verzocht om met betrekking tot het verzoek om de gezagswijziging en de bepaling van een omgangsregeling, onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen en daarover rapport uit te brengen. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het rapport van de Voogdijraad van 18 april 2017,
  • de akte tot wijziging van eis zijdens de vader,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 30 mei 2017, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vader, bij zijn gemachtigde voornoemd, en de moeder, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. Namens de Voogdijraad was aanwezig de heer M. Loopstok.
Hierna is de uitspraak bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Aan de orde is het - gewijzigde - verzoek van de vader strekkende tot wijziging van het gezag, in die zin dat de vader gezamenlijk met de moeder met het gezag over de minderjarige wordt belast, tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen de minderjarige en de vader, in die zin dat de minderjarige gedurende de vakantieperiode van de vader op Aruba omgang heeft met de vader en tot het vaststellen van de bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige op nihil.
Gezag
2.2
Zoals het gerecht reeds in zijn tussenbeschikking van 24 januari 2017 heeft overwogen, kan de tot het gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken om hem in plaats van de moeder met het gezag over het kind te belasten. Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA).
Uit de jurisprudentie (vgl. HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485) volgt dat dit artikel in overeenstemming met artikel 6 lid 1 EVRM aldus moet worden uitgelegd, dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken, en dat art. 1:253e BW aldus moet worden uitgelegd dat, indien het verzoek van de vader ingevolge art. 1:253c lid 1 BW tot toekenning van gezamenlijk gezag over het kind wordt ingewilligd, dit tot gevolg heeft dat, indien de moeder het gezag tot dusverre alleen uitoefende, zij dit voortaan gezamenlijk met de vader uitoefent.
Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt (art. 1:253c lid 2 BW).
2.3
Voor het uitoefenen van het gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen en wel zodanig dat de kinderen niet klem of verloren raken tussen de ouders.
2.4
In het rapport van de Voogdijraad staat het volgende. Uit onderzoek is gebleken dat de ouders op een minimaal niveau met elkaar communiceren omtrent aangelegenheden die de minderjarige aangaan en dat de vader interesse toont in het leven van de minderjarige. Dat vader voorheen niet betrokken was bij het leven van de minderjarige heeft te maken met de omstandigheid dat ouders niet naar behoren met elkaar konden communiceren. Hier is in de afgelopen tijd een verandering in gekomen, aldus het rapport van de Voogdijraad. Verder staat in het rapport dat de Voogdijraad tijdens het onderzoek een duidelijke vooruitgang in de communicatie, die enige tijd stroef verliep, heeft waargenomen. De Voogdijraad concludeert dat de ontwikkeling van de minderjarige niet dreigt klem te raken indien ouders belast worden met het gezamenlijk gezag over de minderjarige en adviseert dan ook om beide ouders te belasten met het gezag.
2.5
Ter zitting heeft de vader zich met dit advies verenigd. De moeder is het er niet mee eens. De moeder stelt zich op het standpunt dat de noodzakelijke communicatie ten behoeve van de uitoefening van het gezamenlijk gezag tussen partijen ontbreekt.
2.6
Het gerecht is van oordeel dat er in de onderhavige situatie aanleiding bestaat om af te wijken van het advies van de Voogdijraad. Daartoe overweegt het gerecht als volgt.
Zoals reeds in punt 2.3 is overwogen, veronderstelt gezamenlijk gezag dat er tussen de ouders overleg kan worden gevoerd over hun kinderen en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans, in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond de kinderen kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders. Ter zitting is gebleken dat de ouders, gezien alle gebeurtenissen uit het verleden, niet in staat zijn om op een adequate wijze met elkaar te overleggen over de minderjarige. Gebleken is dat de communicatie, die voornamelijk via “whatsapp“ plaatsvindt, niet soepel verloopt. Immers, beide ouders verwijten elkaar niet op elkaars berichten te reageren. Ook de Voogdijraad heeft in zijn rapport geschreven dat de communicatie tussen de ouders tijdens het onderzoek stroef is verlopen en dat beide ouders, in het belang van de minderjarige, nog moeten leren hoe zij beter met elkaar moeten communiceren (zie Rapport van de Voogdijraad, onder het kopje “Interpretatie en beantwoording van de onderzoeksvragen”). Gelet op het voorgaande acht het gerecht het niet reëel te veronderstellen dat de ouders in gezamenlijk overleg beslissingen van enig belang over de minderjarige, waarbij gedacht moet worden aan beslissingen omtrent de schoolkeuze, medische behandelingen of levensbeschouwelijke aangelegenheden, kunnen gaan nemen. Daarbij speelt mede een rol dat de vader in Nederland woont en de minderjarige met de moeder in Aruba. Het verzoek van de vader zal daarom worden afgewezen.
Omgang
2.7
Ingevolge artikel 1:377a BWA hebben het kind en de niet met het gezag belaste ouder recht op omgang met elkaar. Een goede omgang tussen hen is in het belang van de minderjarige.
2.8
Uit onderzoek van de Voogdijraad is gebleken dat de moeder een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige, tijdens de vakantieperiode van de vader op Aruba, niet zal tegenwerken.
2.9
Gelet op het bovenstaande en hetgeen ter zitting is besproken zal het gerecht een omgangsregeling vaststellen, waarbij rekening zal worden gehouden met de belangen van beide ouders en de belangen van de minderjarige.
Alimentatie
2.1
Dit onderdeel van het verzoek is door de vader bij brief van 7 juni 2017 ingetrokken, zodat het gerecht hierover geen beslissing zal nemen.
2.11
De proceskosten zullen, gelet op de aard van de procedure, worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek terzake de gezagswijziging af,
bepaalt de omgangsregeling tussen de vader, [X], en de minderjarige, [Z], als volgt:
- tijdens de vakantieperiode van vader op Aruba: drie dagen per week bij de vader,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
wijst af het meer of anders verzochte,
.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, ter zitting van 20 juni 2017 in aanwezigheid van de griffier.